Pagina:Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants Cesare Ripa 1644.djvu/639

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 
617
Godlijcke Wijsheyt. Sapienza Divina.

Job, xxviii cap. Wie heeft den Haene kenniſſe gegeven? welcke plaetſe van den uytleggers, door den Haen de kercklijcke Prediger en Leeraer verſtaen wort, die in de H. Kercke, de Wijsheyt Godes ſinght en verkondight. In de Rotſe of Caſteel van Helides was een ſtatue of beeld van Minerva, van goud en yvoir, met een Haen op ’t Helmet, niet ſoo ſeer om dat het een Vogel was, boven andere ſtrijdbaer, gelijck Pauſanias meent, als om dat hy de alderverſtandighſte was, paſſende aen Minerva die voor de Wijsheyt wierde gehouden.
 De hoornen of ſtraelen tuſſchen den Helmet, en de ooren en hoofdſlapen, worden genomen voor een ſeer heylige waerdigheit: Hier door wierde geſeyt, dat Moyſes hoornen hadde, ſeyt Pierius, en worden gemaelt als ſtraelen en vlammen van de Godheyt.
 Het ſchild ſal den Heyligen Geeſt in ’t midden hebben, want de Geeſt Godes leert Wijsheyt, ſeyt Job xxxii cap. en in Eccleſiaſt. ſprekende van de Wijsheyt, ſeyt, Hy heeft die geſchapen in den H. Geeſt. En daerom vereiſcht het ſchild rond te weſen, gelijck Pierius ſeyt, om daer door de Werreld te vertoonen, die onder de ronde beeldeniſſe van ’t ſchild, van de Wijsheyt geregeert wort, daerom die met aller macht behooren nae te trachten, die de regeeringe des Werrelds is bevolen, nae de maniere van deſe dappere en ſinrijcke woorden der Wijsheyt in ’t vi capit. Maer ſoo ghy thronen en ſcepters bemind, o ghy Koningen des Volx! bemind de VVijsheyt, op dat ghy in eeuwigheyt mooght regeeren, bemind het licht der VVijsheyt, ghy alle die hoofden des Volx zijt. En daerom wort de Heylige Geeſt in ’t midden van het ronde ſchild geſtelt, de Werreld daer door uytdruckende. Om dat de hooghſte Wijsheyt Godes volkomentlijck de geheele Wereld, door dieſelve Wijsheyt, beſtiert: oock om dat hy zijn volmaeckt licht en volmaeckte Wijsheyd, kan inſtorten op alle Princen, om de Wereld, nae de Wijsheyt, te regeeren, want gelijck geſeyt is, ſoo leert de Geeſt Godes wijsheyt.
 Het Boeck der Wijsheyt mette ſeven ſegelen, bediet ten eerſten, dat de oordeelen van de Wijsheyt Godes beſlooten zijn, ’t welck de Heydenen te kennen gaven, door het Monſter Sphinx, dat zy voor haere Tempels ſtelden: ’t welck wy noch by onſen tijde hebben geſien voor het Pantheum, of de ronde Tempel geheeten, om uyt te drucken, dat de Godlijcke leeringen en geboden, moſten ongeſchent bewaert worden, verre afgeſcheyden zijnde van den ydelen hoop der Menſchen. Het Boeck mette ſeven ſegels geſlooten, is een beeld van de Wijsheyt, en bediet ten eerſten, dat de oordeelen, van de Wijsheyt Gods, behooren verborgen te zijn, ’t is Gods roem het woord te bedecken, ’t is der Koningen roem het woord te onderſoecken: Derhalven behoort het totte eere van den opperſten Rechter, de reedenen van zijne oordelen te verbergen, gelijk de Cardinael Cajetanus over het xxv capit. Salom. ſeyt. Iae ſeer verborgen zijn ons de reedenen van de Godlijcke oordelen, die God dickwijls doet. Tuſſchen God en den Koningen, is het heel verſcheyden: voor den Koningen is ’t een ſchande de reedenen van haere oordelen te verbergen, om dat zy de reedenen moeten openbaeren, waer door zy ’t Volck oordelen, want zy verwijſen den eenen in ballinghſchap, d’ander tot de dood. Maer dit is de eere Godes, dat hy de reedenen van zijn oordeel verberght, om dat hy geene heeft die hooger, noch die hem gelijck is, want zijne heerſchappie, hanght alleene aen zijnen wille en aen zijn oprecht oordeel.
 Ten tweeden bediet het geſlooten Boeck mette ſeven ſegelen, de verborgen ſin van de Wijsheyt Godes, ten opſicht van de toekomende dingen, ter tijd toe dat God dieſelve openbaert, gelijck Pererius die over de Openbaeringh Ioannis aen ’t 5 capit. uytleyt, Het getal van de ſeven zegelen bediet de algemeenheyt, de duyſterheyt en ſwaerigheyt, die daer ſchuylt in de Godlijcke voorwetentheyt, van de toekomende dingen. In dieſelve plaetſe, ſeyt hy, de ſegelen zijn niet anders als de wille Godes, die de verborgene dingen door zijne voorwetentheyt ſluyt en opent, ſoo langh by wil, gelijck hy wil, en wien hy wil.
 Ten derden, bediet het Boeck de duyſerheyt, waer in de Wijsheyt gewickelt, en waer door dieſelve ſwaerlijck is te verkrijgen. Daerom vergelijckt Salomon dieſelve by een verborgen ſchat, in ’t 2 cap. van zijne ſpreucken, Soo ghy die als goud en ſilver ſult ſoecken, en gelijck als ſchatten uytgraven, dan ſult ghy de vreeſe des Heeren verſtaen, en de kenniſſe des Heeren vinden. De Wijsheyt ſtaet by God geſegelt en verborgen, niet dat de Menſchen daer van ſouden berooft zijn, maer om datſe dieſelve van God bidden, en met alle naerſtigheyt en moeyte

I i i i ſouden