Pagina:In Het Jaar 2000 (Bellamy1890).djvu/17

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

9

De lezer die acht geeft op de genoemde jaartallen, zal natuurlijk in deze stoornissen in den arbeid, de eerste en onsamenhangende verschijnselen bespeuren van de groote bevlieging, die uitliep op de vestiging van het moderne arbeidsstelsel met al zijne maatschappelijke gevolgen. Dit is zoo eenvoudig, van achteren beschouwd, dat een kind het kan begrijpen, maar wij waren geen profeten en hadden dus in die tijden geen helder denkbeeld van hetgeen er met ons gebeurde. Wat wij wel zagen, was dat de arbeid in een zeer vreemden toestand verkeerde. De verhouding tusschen den werkman en den werkgever, tusschen arbeid en kapitaal, scheen op eene onverklaarbare manier uit hare voegen te zijn gerukt. De arbeidende stand was vrij plotseling en zeer algemeen doordrongen geworden van een diep gevoel van ontevredenheid met hun lot, en met het begrip dat het grootelijks verbeterd zou kunnen worden als zij maar wisten hoe. Aan alle kanten, uit éen mond, lieten zij eischen hooren van hooger loon, korteren werktijd, betere woningen, betere voorwaarden tot ontwikkeling, en een aandeel in de genietingen en de weelde van het leven; eischen die men onmogelijk meende te kunnen inwilligen, tenzij de wereld veel rijker werd dan zij thans was. Ofschoon zij vrij wel wisten wat zij noodig hadden, wisten zij volstrekt niet hoe zij het zouden verkrijgen, en de groote opgewondenheid waarmede zij te hoop liepen telkens als van iemand gezegd werd dat hij eenig licht over het onderwerp zou verspreiden, verleende een plotselinge beroemdheid aan vele zoogenaamde leiders, waarvan sommigen maar weinig licht te geven hadden. Hoe hersenschimmig men de wenschen van de arbeidende klasse ook vond, de toewijding waarmede zij elkander onder-