Naar inhoud springen

Pagina:In Het Jaar 2000 (Bellamy1890).djvu/201

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

193

was ofschoon het hem schijnbaar aanging en die de onbeschaamdheid heeft naar de rest te informeeren."

—"Een luistervink!" herhaalde zij vragend...

—"Ja," zeide ik, "maar onder verzachtende omstandigheden, wat gij wel zult willen toegeven."

—"Dat is erg geheimzinnig," antwoordde zij.

—"Ja," zeide ik, "zoo geheimzinnig dat ik dikwijls er aan getwijfeld heb of ik het werkelijk hoorde wat ik u ga vragen, of het maar gedroomd heb. Ik wou graag dat u het mij verteldet. De zaak is deze: Toen ik ontwaakte uit mijn langen slaap, was de eerste indruk dien ik gewaar werd, die van pratende stemmen, van stemmen die ik naderhand herkende als van uw vader, van uw moeder en van u zelf. Eerst herinner ik mij uw vader die zeide: hij gaat zijn oogen open doen, het is beter dat hij er maar een ziet, Toen zeidet u, als ik tenminste niet droomde: beloof mij dan dat u het hem niet zult zeggen. Uw vader scheen te aarzelen, maar u hieldt vol en uw moeder sprak u vóór, met dat gevolg dat hij u beloofde te doen wat u vroegt en toen ik mijn oogen opendeed zag ik hem alleen."

Ik meende het in vollen ernst toen ik zeide niet zeker te weten, dat ik het gesprek wat ik afgeluisterd had, niet had gedroomd, zoo onbegrijpelijk scheen het mij dat deze lieden iets konden weten van mij, een tijdgenoot van hun overgrootouders, dat ik zelf niet wist. Maar toen ik de uitwerking van mijn woorden op Edith zag, bemerkte ik dat het geen droom was, maar een ander geheim nog vreemder dan eenig raadsel dat ik te voren had ontmoet. Want van het oogenblik af dat zij de strekking van mijn vraag begreep, gaf zij blijken van de ergste verlegenheid. Hare oogen die altijd zoo vrij en open van