Naar inhoud springen

Pagina:In Het Jaar 2000 (Bellamy1890).djvu/240

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

232

voorouders te denken. Wij achten die instellingen eene reusachtige dwaasheid. De oplossing van het vraagstuk van lichamelijk onderhoud, zonder bekommernis en misdaad, wel verre van haar te beschouwen als een verwijderd doel, schijnt ons enkel een noodzakelijk voorspel tot allen wezenlijken vooruitgang. Wij hebben ons alleen ontdaan van een drukkenden en onnoodigen last, die onze voorouders belette te streven naar het doel van het leven. Wij hebben ons pas gereed gemaakt voor den tocht, anders niet. Wij zijn als een kind dat pas geleerd heeft recht op te staan en te loopen. Het is, uit een kinderlijk oogpunt, eene groote gebeurtenis als het kind voor het eerst loopt. Misschien denkt het dat er weinig meer te behalen is dan dit, maar een jaar later is het vergeten dat het niet altijd kon loopen. Zijn horizon verbreedde toen hij stond en verruimde toen hij ging. Eene groote gebeurtenis, in zekeren zin, was zijn eerste schrede, maar enkel als een begin, niet als het einde. Zijn ware loopbaan begon toen. De bevrijding van de menschheid in de laatste eeuw van verstandelijken en lichamelijken ondergang in den arbeid en in het plannen maken voor het zuiver stoffelijk behoud, mag beschouwd worden als eene soort van wedergeboorte van het ras, zonder welke zijn eerste geboorte in een wereld die een plaats van jammeren was, zonder klaarblijkelijke bestemming gebleven zou zijn. Sedert is de menschheid de nieuwe phase van geestelijke ontwikkeling aangevangen, eene evolutie van de hoogere eigenschappen, waarvan zelfs het bestaan door onze voorvaderen nauwelijks werd vermoed. In de plaats van de sombere hopeloosheid van de negentiende eeuw, haar diep pessimisme ten aanzien van de toekomst van ons geslacht, is de levenwekkende gedachte van