Pagina:In Het Jaar 2000 (Bellamy1890).djvu/35

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

27

komen onbekwaam om te raden; maar gij zelf zijt zonder twijfel te verstandig om te gelooven dat iemand anders dan een domkop er door bedrogen zou worden. Verschoon mij van verdere omslachtige wartaal en zeg mij kort en goed of gij weigert mij een verstaanbaar verslag te geven van de plaats waar ik ben en hoe ik hier kwam, zoo ja, dan zal ik zelf een en ander onderzoeken, wie het mij ook zou willen beletten."

—"Gij gelooft dan niet dat dit het jaar 2000 is?"

—"Vindt gij het waarlijk noodig mij dat te vragen?" was mijn wederwoord.

—"Nu goed," hervatte mijn zonderlinge gastheer, "als ik u niet overtuigen kan, zult gij u zelf overtuigen. Bent u sterk genoeg om met mij naar boven te gaan?"

— "Ik ben zoo sterk als ooit," antwoordde ik nijdig, "zooals ik misschien zal moeten bewijzen, als de grap nog veel langer duurt."

— "Ik moet u verzoeken, mijnheer," was de eenige opmerking van mijn metgezel, "er niet al te zeer van doordrongen te zijn dat gij het slachtoffer van een kunstje zijt, want dan kon de reactie, als gij de waarheid van mijn woorden zult inzien, te groot worden."

De toon van waarschuwing en medelijden, waarop hij dit zeide, en de geheele afwezigheid van eenig teeken van gevoeligheid over mijn heftige uitdrukkingen, boezemden mij een vreemdsoortig ontzag in, en ik volgde hem uit het vertrek met een zonderling mengsel van gewaarwordingen. Hij ging voor, twee trappen op en toen nog een kortere, die ons bracht op een belvedère boven op het huis.

— "Wees zoo goed rond te zien," zeide hij toen wij boven waren, "en zeg mij of dit het Boston van de negentiende eeuw is."