Pagina:In Het Jaar 2000 (Bellamy1890).djvu/67

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

59

lichamelijken welstand. De aandoeningen van den vorigen dag, mijn ontwaken in het jaar 2000, het gezicht van het nieuwe Boston, mijn gastheer en zijn gezin, en de wonderlijke dingen die ik vernomen had, vormden een witte, open plaats in mijn brein. Ik dacht dat ik thuis in mijn slaapkamer was, en de fantasieën die ik, half droomende en half wakende maakte, hadden betrekking op de gebeurtenissen en indrukken van mijn vorig leven.

Droomerig overpeinsde ik de bijzonderheden van Decoratie-dag, mijn uitstapje met Edith en hare ouders naar den berg Auburn, en het eten bij hen na onzen terugkeer in de stad. Ik bedacht, hoe lief Edith er dien dag had uitgezien, en dat bracht mij op ons huwelijk, maar nauwelijks was ik aan dat genoegelijke onderwerp begonnen toen ik opgeschrikt werd uit mijn droom door de herinnering aan den brief dien ik den vorigen avond van den aannemer had ontvangen, waarin hij de nieuwe werkstakingen aankondigde, die tot in het oneindige de voltooiing van ons huis konden verschuiven. Het verdriet van deze herinnering deed mij geheel ontwaken. Ik herinnerde mij een afspraak met den aannemer tegen elf uur en deed mijn oogen open om op de klok aan het einde van mijn bed te zien hoe laat het was. Maar ik zag geen klok, en wat meer was, ik merkte dadelijk, dat ik niet in mijn kamer was. Ik sprong op in het bed en keek verschrikt rond in de kamer.

Ik denk wel eenige oogenblikken gezeten te hebben, rondkijkende, zonder in staat te zijn te gissen, wie en waar ik was. Vreemd dat de indruk van deze onpersoonlijkheid zoo rampzalig is, maar wij zijn zoo geschapen. Er zijn geen woorden voor den zieleangst, dien ik uitstond gedurende dit eindelooze, blinde zoeken naar mij-zelf in