muziek; maar van het oogenblik af, dat zij kinderen ter wereld begon te brengen, dáar in 't Noorden, had zij geen andere rustdagen gekend, dan de voorgeschreven "negen" na elke bevalling.
Toen zij op hunne reis naar de nieuwe standplaats zich in de hoofdstad ophielden, had zij daarom een pijnlijk opzien gebaard in den kring, waarin zij veertien jaar geleden als de begaafde Wilhelmine Lindeman had geschitterd. Zeker, zij waren allen veertien jaren ouder geworden, maar de hare moesten vreeselijk lang zijn geweest.
Dat zij, na de geboorte van acht kinderen en een afgezonderd leven in een ruw klimaat, hare schoonheid had verloren, — daarover kon men zich niet verwonderen. Maar dat iemand naar den geest zóo geheel kon veranderen, aan die mogelijkheid hadden hare vriendinnen nooit gedacht.
Zij toch was eene kunstenares geweest, — niet zoozeer wat artistieke ontwikkeling betreft, als wel naar aanleg en natuur. "Dwepend," — had men haar toen ter tijde genoemd, en men verstond daaronder iets "lichts en fijns", iets, dat verheven was boven het alledaagsche.