als uit vormen en vederkleed. Men zou den Boomklever ook kennen aan de blauwachtig grauwe vederen der bovendeelen met donkerder vleugels, en aan den staart, die, met uitzondering van de middelste twee pennen, geheel zwart is. En hiermede hebben we weder kennis gemaakt met drie vogels, eigenaardig in levenswijzen, doch ook uit een nuttigheidsoogpunt aller bescherming waard.
XXX.
Van Katuilen en Torenvalken.
Lang niet alle menschen kunnen goed en kwaad van elkander onderscheiden. Er zijn tuinlieden, die de popjes van sluipwespen vernietigen, meenende hiermede eieren van rupsen weg te ruimen. Alsof rupsen eieren leggen? Het groote nut van de sluipwespen is hun onbekend.
Er zijn menschen, die de roeken verdrijven, omdat ze meenen, dat deze vogels evenveel schade aanrichten als raven en kraaien. Er zijn ook landlieden, die velduilen en torenvalken dooden, omdat de meening heerscht, dat deze vogels gevreesde roovers zijn. Men weet het niet, doch men moest het weten, dat de roeken gaarne engerlingen en kwatwormen en de genoemde roofvogels hoofdzakelijk muizen eten. Want het „onwetend zondigt niet” is eene uitdrukking uit den booze. De schadelijke gevolgen zijn er niet minder door.
Spaar de vogels en hunne nesten! Spaar de vogels!