126
XXXVIII,
Hollandsche Pelikanen.
Reeds op de school werd ons verteld van de Pelikanen, die een grooten zak hebben onder den grooten bek, om er het voedsel voor hun kinderen in te weeken en te bewaren. Maar dat we ook in ons land pelikaanvogels hebben, werd er niet bij gezegd. Doch we hebben ze, al zijn ze niet van de echte soort, want de Aalscholver zoowel als de Jan van Gent behooren tot de familie der Pelecanidae en tot de orde der Steganopodes of Roeivoetigen.
Ja, bezie eens den poot van zoo'n Kormoraan, zooals de Aalscholver of Schollevaar (Phalacrocorax carbo carbo [L.]) wel genoemd wordt. Al de vier teenen zijn door zwarte vliezen verbonden en de teenen hebben van buitenaf gerekend 5, 4, 3 en 2 leden. De voeten staan buitenwaarts als de graafpooten van de mol en zijn daardoor bijzonder geschikt tot roeien. Vandaar dat men spreekt van roeivoeten, ter onderscheiding van zwemvoeten, zooals de eenden ze hebben, en waarvan alleen de drie naar voren gerichte teenen door zwemvliezen verbonden zijn.
Zoo'n Aalscholver staat bij de meeste menschen in geen goed blaadje, omdat hij een geweldige vischroover is. Een paling van een half pond zwaar slikt hij met gemak naar binnen en ook andere visschen—want kieskeurig is hij volstrekt niet—worden gaarne buit gemaakt. En hij weet ze uitstekend te bemachtigen, en met geduld gaat hij te werk. Dikwijls kan men zoo'n Aalscholver zien zitten op een vooruitstekenden tak bo-