Naar inhoud springen

Pagina:Jacob Daalder-Vogelkiekjes (1910).pdf/14

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

6

Voorzichtig op de teenen voortgegaan, want de grond is hard en de voetstappen zijn spoedig hoorbaar. Nu weer behoedzaam naar boven!

Zie, daar heeft de vogel zich op het ijs gewerkt, en zijn eene vleugel hangt omlaag. Stellig is het dier aangeschoten en 't heeft zich daarom van den troep afgezonderd. Zeker zal deze gans in het voorjaar niet mede kunnen gaan naar het hooge Noorden, waar de rotgans hare broedplaatsen heeft. Niet gemakkelijk beweegt de vogel zich naar den dijk. Telkens glijdt hij uit, daar de van zwemvliezen voorziene voeten geen steunpuntjes op de gladde ijsvlakte kunnen vinden. We kunnen evenwel mooi waarnemen het donkergrijs van rug en vleugels en het fraaie zwart van den kop, hals, slag en staartpennen. Aan beide zijden van den hals zien we een dwarsveldje van met wit gestreepte vederen, wat aan een ringetje doet denken en hiernaar wordt deze soort dan ook wel ringelgans genoemd. Men kent er het oude voorwerp aan, want de ganzen, die nog niet jarig geweest zijn, missen dit kenmerk. Groot is zoo'n rotgans niet. Zoowat twee derden der grootte van de wilde landgans.

Ziezoo, nu is ons gansje tot bij den dijk genaderd en hier gaat het vrij suf rust nemen, misschien wel om aan de bekomen verwonding te sterven. De kustbewoners zeggen wel, dat de wond van een rotgans nooit betert, daar deze altijd tot rotten overgaat, en dat daarom de vogel rotgans heet. Maar dit is een praatje.

Kijk, in het open plekje is weder een vogel komen aanvliegen, en met druk gedoe inspecteert hij de omgeving. Je kunt zoo zien, dat hij hongerig is. 't Is een kleine eend, met twee langen staartpennen en een kleinen