XLVIII.
Van drie aardige Ruitertjes.
De meest bekende Ruiter (natuurlijk op het gebied van onze avifaune) is de Tureluur, dien we elk voorjaar in zoo groot aantal in onze natte polders kunnen waarnemen. We maakten reeds eerder kennis met hem (Vogelkiekjes XV), waarom we nu alleen den naam even aangeven, om verder met zijn familie kennis te maken. En hiervan worden heden aan de lezers voorgesteld het Witgatje, de Boschruiter en de Oeverlooper, drie alleraardigste vogels, die niet bij iedereen bekend zijn. Ook kunnen we zoo niet in den zomer aan hunne broedplaatsen waarnemen, want slechts van den Boschruiter kan gezegd worden, dat hij jaarlijks nest bij ons komt maken, doch lang niet overal. Voornamelijk geschiedt dit in Noord-Brabant, en dan nog wel in de omstreken van Valkenswaard. Van den Oeverlooper zou men willen beweren, dat hij broedvogel bij ons is, doch voor geen enkele collectie heeft men ooit eieren of jongen uit Nederland weten te krijgen, niettegenstaande men elken zomer talrijke exemplaren van deze vogelsoort bij ons aantreft. Doch ditzelfde ook kan men zeggen van regenwulpen en rosse grutto's, zoodat dergelijke aanwezigheid niet de minste zekerheid geeft. En het Witgatje kan men in de meeste maanden bij ons waarnemen, maar juist niet in den broedtijd.
Doch kom, we willen in het najaar een bezoek aan de veenstreken brengen, waar we dan onze drie ruitertjes alle kunnen aantreffen. We moeten dan zijn bij de