Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/159

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

155

kapitalen stroomen naar Sumatra's Oostkust[1]. Zij verschaft groote winsten aan het handels-kapitaal, profiteerend van het snel toenemend verkeer tusschen moederland en koloniën. Zij opent voor welonderwezen en energieke elementen uit den middenstand en voor het tec intellekt de gelegenheid om "vooruit te komen" in de wereld, lokt aan door de mogelijkheid van een loopbaan, waarbij de vooruitzichten in gouvernementsdienst sober en schamel verschijnen. Om de letters van haar naam ziet de hollandsche filister een aureool van gouden stralen blinken; hoort in hun klank het verleidelijk geklingklang van tallooze springende, huppelende goudstukken en zwelgt dan in vizioenen van dat Oost-Indië, het goudland gebleven door alle wisseling der tijden heen.

De groote kapitaal-akkumulatie in den kolonialen land- en mijnbouw, ontstaat, behalve in zoover het monopolie-karakter der produkten er toe bijdraagt, door de uitbuitingsmethode van het moderne kapitalisme toe te passen op een bevolking, die door klimaat enz, geringer behoefte dan de doorsnee der Europeesche arbeiders en tevens een zeer lagen levensstandaard heeft. Gelijk ieder kapitaal leeft het koloniale van onbetaalden arbeid, maar het perst zijn meerwaarde uit arbeiders, die noch door wettelijk erkend recht van vereeniging en staking zich kunnen verdedigen, laat staan een hoogeren levensstandaard veroveren, noch bij al te onmenschelijke behandeling worden gewroken


  1. De totale Sumatra-oogst steeg van 3.114 pakken in 1870 tot 263.897 in 1899. De waarde van den oogst, in 1870 ½ millioen bedroeg in het tijdvak 1890–1900 tusschen de 35 à 40 millioen per jaar. De gezamenlijke kapitalen der verschillende maatschappijen op Sumatra vertegenwoordigden op Jan. 1902 de waarde van 52 millioen; de beurswaarde werd toen geschat op 102 millioen.