Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/183

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

179

Vergeleken bij het handels- en koloniale kapitaal, is het industrieele dus zwak en achterlijk. Zoo gunstig de natuurlijke en sociale omstandigheden hier waren voor de ontwikkeling der beide eerste soorten van kapitalisme, zoo ongunstig voor de derde. Tot deze ongunstige omstandigheden behoort ook de aantrekkingkracht van het koloniaal kapitalisme zelve. De kansen op groote dividenten lokte, vooral sedert de opkomst der naamlooze vennootschappen, menig kapitaal naar de tropen, dat hier onder zwaarder moeilijkheden zich met een lager winstvoet zou hebben moeten tevreden stellen. Nederland is het eenige land, dat, in het bezit van rijke kolonien, op eigen bodem steenkool en metalen zoo goed als niet bezit, en de samenwerking dezer beide omstandigheden heeft waarschijnlijk zeer bijgedragen tot de gebrekkige ontwikkeling onzer industrie. Wel is waar gaf, als vroeger geschetst werd, de gemakkelijke en ruime aanvoer van verschillende voortbrengselen (grondstoffen) uit de kolonien aanleiding tot het ontstaan of de moderniseering van eenige industrien; en niet minder verschaft ook de levering zoowel van produktie- als van konsumtiemiddelen voor de kolonien (spoorweg-materieel, machines ten dienste der suiker-industrie, gekonserveerde levensmiddelen, spuitwater, enz.) menige Ned. fabriek werk. Maar ondanks deze aanwakkerende werking op bepaalde punten, heeft het bezit van koloniën de industriele ontwikkeling van het moederland in het algemeen meer geremd dan opgewekt. De reden hiervan ligt in de nog zeer groote kapitalistisch-industrieele achterlijkheid van Nederland, toen, in de zestiger jaren, de vruchtbare kolonien werden opengesteld voor het privaat kapitaal. Geen inheemsche industrie was in