Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/20

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

16

De oranje-partij bestond natuurlijk eerstens uit allen die van den prins als militair bevelhebber afhankelijk waren; uit de leden der Ridderschappen—behalve enkele tot de demokratie overgegane personen—de rechtzinnige predikanten der Staatskerk; en uit vele tegenstanders van de staatkunde van Amsterdam in den Engelschen oorlog.

Sedert 1780 begonnen de patriotten openlijk door de pers, nl. door een regen van blaadjes, vlugschriften en brochures de volksklasse in hun geest te bewerken. Het gelukte hun, de stadhouderlijke macht te knotten, den Hertog van Brunswijk, de ziel der stadhouderlijke partij, naar den Bosch, en den prins, van de meesten zijner ambten ontzet, naar Nijmegen te drijven. Hiermee waren de aristokratische patriotten (de regenten), die het te doen was geweest om zelf weer de macht in handen te krijgen, voldaan. Maar de demokraten, nl. de burgerij, hadden nog niets gewonnen van wat zij begeerden: invloed op de regeering, en zetten de beweging voort. De korten tijd dreigende oorlog met Oostenrijk gaf hun bij den treurigen toestand van het leger welkome aanleiding zich te wapenen. Zij richtten overal vrijkorpsen op, tot groote schrik der aristokratische patriotten, die, ernstig bezorgd over de wassende macht en stoutmoedigheid der patriottische demokraten, weldra zinden op een schikking met den prins. Maar zij konden de beweging, die zij zelf hadden helpen opwekken, niet meer bezweren, en waren genoodzaakt haar over hun hoofd te laten gaan, tot de bekende gebeurtenissen van '87 de komst der Pruissen ten gevolge hadden—niet tot leedwezen der gematigden, als gewoonlijk, reaktie verre boven revolutie verkiezend.