Naar inhoud springen

Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/21

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

17

In de jaren van onrust en heftigen partijstrijd 1781–'84 gingen, natuurlijk, handel en bedrijf achteruit en in alles heerschte verwarring[1]; toen kwam de met hulp van Pruisische bajonnetten doorgedreven orangistische restauratie van '87 en de wraak der Oranje partij noodzaakte 40.000 patriotten hun vaderland te verlaten en de wijk te nemen in Frankrijk, dat hen nu als ballingen opnam, na hen op 't beslissend oogenblik in den steek gelaten te hebben. De patriciers maakten vrede met Oranje; de "gematigde" patriotten en intellektueelen voedden zich met bespiegelingen over volmaakte regeeringsvormen enz.; maar de demokraten, d.w.z. de burgerij, thans niet alleen zuchtend onder den druk der oligarchie, maar lijdend onder een tyrannieke reaktie, zon dag en nacht op omverwerping der regeering en zag zich te zwak voelend om zichzelve te bevrijden verlangend en hoopvol naar Frankrijk, het revolutionaire land. Maar de revolutie had in Frankrijk een harden strijd voor haar leven tegen binnen- en buitenlandsche vijanden te voeren, en het duurde jaren eer zij de kracht kon ontwikkelen naar buiten te werken en haar legers aanvallend de grenzen overschreden. Niet eer haar groote tijd voorbij en haar edelste krachten verbruikt waren, leerde Holland de groote omwenteling kennen. Al die jaren konden de patriotten niet anders doen dan, in verstandhouding met de vluchtelingen in Frankrijk, in


  1. "'s Lands penningen ten behoeve van onderlinge verdeeldheid verspild; de landmagt in wanorde; de zeemacht door gebrek aan onderhoud in zich zelve bedorven; de handel in zijn vermogen geknakt en door tweespalt verwaarloosd, in kwijnenden staat. De Oost- en West-Indische bezittingen door de magteloosheid en ook al inwendige oneenigheid van derzelfder Bestuur en uitgedroogde hulpbronnen in het diepst verval (Verhandeling over den Ned. koophandel bl. 27)."
2