Naar inhoud springen

Pagina:Kautsky 1900 nl Economische Theorie Marx.djvu/108

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

94

waarde zijner arbeidskracht noodig heeft, te verkorten ten gunste van het deel waarin hij meerwaarde schept.

Nu hebben wij echter gezien, dat de machinerie des te productiever is, naarmate het deel harer eigen waarde, dat zij aan een bepaalde productenhoeveelheid afgeeft, geringer is. En dit deel is des te geringer, naarmate de productenhoeveelheid die zij voortbrengt, grooter is, terwijl de productenhoeveelheid des te grooter is, naarmate de periode dat de machine werkt langer is. Is het nu den kapitalist onverschillig, of zich deze "arbeidsperiode" zijner machinerie bijv. over 15 jaren bij 8 uur dagelijksche werkzaamheid of over 7½ jaar bij 16 uur dagelijksche werkzaamheid verspreidt? Wiskunstig is de tijd dat zij gebruikt wordt in beide gevallen even groot. Maar onze kapitalist rekent anders.

Hij zegt vooreerst tot zichzelf: In 7½ jaar bij een dagelijksche werkzaamheid van 16 uren voegt de machine aan het totaalproduct niet meer waarde toe dan in 15 jaren bij 8 uren daags; maar in het eerste geval reproduceert zij haar waarde tweemaal zoo snel als in het tweede en stelt mij in staat evenveel meerarbeid in 7½ jaar op te strijken als anders in 15—afgezien van andere voordeelen die de verlenging van den arbeidsdag meebrengt.

Dan: Mijn machine verslijt niet alleen bij het gebruik, maar ook als zij stil staat en aan den invloed der elementen blootgesteld is. Rust zij, dan roest zij. Deze laatste slijtage is zuiver verlies, dat ik vermijden kan, hoe meer ik den tijd van stilstaan verkort.

Voorts: In onzen tijd van voortdurende technische omwentelingen moet ik dagelijks erop verdacht zijn dat mijn machine door de een of andere goedkooper vervaardigde of technisch verbeterde concurrente van waarde beroofd wordt. Hoe sneller ik haar dus haar waarde weder opbrengen laat, des te geringer is het gevaar van dit noodlot.

In 't voorbijgaan gezegd, dit gevaar is het grootst bij de eerste invoering der machinerie in den een of anderen tak van voortbrenging; dan volgen de nieuwe methoden slag op slag elkaar op. Vandaar dat zich dan ook het streven naar verlenging van den arbeidsdag het sterkst doet gelden.

Onze kapitalist vervolgt: Mijn machines, mijn gebouwen enz. vertegenwoordigen een kapitaal van zooveel duizend gulden. Staan de eerste stil, dan ligt mijn geheele kapitaal onvruchtbaar. Hoe langer ze dus werken, des te beter laat ik niet slechts haar, maar ook het in gebouwen enz. aangelegd kapitaaldeel vrucht afwerpen.

Bij deze overwegingen van den kapitalist is nog een beweeggrond te voegen, die hem intusschen zoomin als zijn geleerden pleitbezorger, den staathuishoudkundige, tot bewustzijn komt, doch niettemin van grooten invloed is. De kapitalist schaft zijn machines aan om arbeidsloon (variabel kapitaal) te besparen, opdat in 't vervolg een arbeider in één uur evenveel waren voortbrenge als tot dusver in drie of vier uur. De machine verhoogt het voortbrengingsvermogen van den arbeid en doet daardoor den meerarbeid zich uitbreiden ten koste van den noodzakelijken arbeid, verhoogt dus den meerwaardevoet. Maar zij kan dit resultaat slechts bereiken door vermindering van het aantal door een bepaald kapitaal aangewende arbeiders.