Pagina:Kautsky 1900 nl Economische Theorie Marx.djvu/137

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

123

d.w.z. de arbeidsprijs vergeleken met de meerwaarde of de waarde van het totaal product, en het werkelijke loon, d.w.z. de hoeveelheid der voor den arbeider voor het loon bereikbare levensmiddelen, zeer laag zijn.

Bij volken, waarbij de kapitalistische productiewijze meer is ontwikkeld, is het voortbrengingsvermogen en de intensiteit van den arbeid grooter dan bij volken die in de ontwikkeling dezer productiewijze achtergebleven zijn. Op de wereldmarkt geldt echter de meer productieve nationale arbeid, evenals de meer intensieve, als grooter waarde vormend.

Nemen wij aan dat in Rusland een katoenspinner, slecht gevoed en ontwikkeld, uitgeput, met slechte machines werkend, in een uur gemiddeld 1 pond katoen verspint, een engelsche spinner daarentegen 6 pond. Toch zal 1 pond russisch garen op de wereldmarkt geen grooter waarde hebben dan een pond engelsch garen. De spinarbeid in Engeland brengt dus in denzelfden tijd meer waarde voort dan die in Rusland: de waarde van zijn product gedurende denzelfden tijd, belichaamt zich in Engeland in een grooter hoeveelheid goud, dan in Rusland. De gelduitdrukking van het loon kan derhalve in een kapitalistisch ontwikkeld land hooger staan dan in een onontwikkeld, en toch de prijs van den arbeid in verhouding tot de meerwaarde een veel lagere zijn, juist wijl de waarde van het totaalproduct hooger is.

Maar in het land, waar het voortbrengingsvermogen van den arbeid grooter is, is ook de waarde van het geld geringer. De prijs der arbeidskracht kan derhalve hooger zijn, zonder dat de arbeider in staat is met zijn hooger loon meer levensmiddelen te koopen.

Bij groote ondernemingen buiten Engeland, bijv. aanleg van spoorwegen in Azië, waren de engelsche ondernemers gedwongen, naast goedkoope ingeboren arbeiders, ook dure engelsche aan te wenden. De ervaring heeft bij deze en dergelijke gelegenheden geleerd, dat de schijnbaar duurste arbeid inderdaad de goedkoopste is, in verhouding tot de arbeidsverrichting en tot de meerwaarde.

De russische industrie met de ellendigste loonen en de meest onbeperkte uitbuiting van den arbeid, sleept slechts met behulp van beschermende rechten een erbarmelijk bestaan voort. Zij kan niet concurreeren met de engelsche industrie, die met betrekkelijk hooge loonen en korten arbeidstijd, met talrijke beperkingen van vrouwen- en kinderarbeid, gezondheidsvoorschriften enz. produceert. De volstrekte prijs van den russischen arbeid, zijn uitdrukking in geld, is laag. Zijn betrekkelijke prijs in verhouding tot de waarde van zijn product op de wereldmarkt, is hoog.