125
hebben[1]. Het eerste deel van "Das Kapital" behandelt slechts den eenen kant van het totaal-proces, het direct voortbrengingsproces; slechts in zooverre de meerwaarde hierop inwerkt, hebben wij ons met haar verdere lotgevallen, nadat zij eenmaal geproduceerd is, hier bezig te houden. Wij nemen dus aan, gelijk steeds tot dusver, waar niet het tegendeel uitdrukkelijk vermeld is, dat de kapitalist zijn waren op de warenmarkt tot haar volle waarde verkoopt; wij nemen verder aan dat de meerwaarde geheel en onverkort weder tot den kapitalist terugvloeit. Het aannemen van het tegendeel zou het onderzoek slechts ingewikkelder en moeilijker maken, zonder aan het wezenlijk resultaat iets te veranderen.
De meerwaarde kan op het productie-proces slechts invloed uitoefenen bij de reproductie, bij de herhaling van het productieproces.
leder maatschappelijk productieproces is tegelijk ook reproductieproces; de productie moet in iederen maatschappijvorm hetzij onafgebroken voortgang hebben, hetzij zich in bepaalde perioden herhalen. Daarmee is ook voor elken maatschappijvorm de noodzakelijkheid geschapen, om voortdurend niet alleen verbruiksmiddelen, maar ook voortbrengingsmiddelen te vervaardigen.
Als de productie den kapitalistischen vorm aanneemt, dan natuurlijk ook de reproductie. Is het voor elke maatschappij noodig, onafgebroken of in regelmatig weerkeerende tijdsgedeelten gebruikswaarden te produceeren, zoo is het voor het kapitaal noodig voortdurend meerwaarde te produceeren, de meerwaarde steeds te reproduceeren, wil het kapitaal blijven. Nadat het eenmaal meerwaarde uitgebroed heeft, moet het aangewend worden om ten tweeden male meerwaarde te broeden, enz. Het kapitaal produceert dus steeds weer opnieuw meerwaarde, het reproduceert haar. De meerwaarde vertoont zich als steeds weer zich vernieuwende vrucht van het in beweging verkeerend kapitaal, als bestendig inkomen uit het kapitaal, als revenu.
Dit over de meerwaarde, voor zoover zij uit de reproductie voortkomt. Maar het reproductieproces biedt aan de meerwaarde ook gelegenheid, weer in het productieproces binnen te treden. Nemen wij aan, dat een kapitalist een kapitaal aanwendt van 100.000 gulden, dat hem jaarlijks een revenu van 20.000 gulden afwerpt. Wat zal hij daarmee aanvangen? Twee uitersten zijn mogelijk: òf hij verteert het gansche jaarlijksche bedrag der meerwaarde, òf hij vermeerdert zijn kapitaal met dit bedrag. Meestal zal noch het een noch het ander dezer beide uitersten plaats hebben, doch zal de meerwaarde ten deele verteerd en ten deele bij het vroegere kapitaal gevoegd worden.
Wordt de gansche meerwaarde verteerd, dan blijft het kapitaal op gelijke hoogte staan. Er vindt eenvoudige reproductie plaats, Wordt de meerwaarde geheel of ten deele bij het kapitaal gevoegd, dan vindt accumulatie (aanhooping) van kapitaal plaats en de reproductie geschiedt op uitgebreider schaal.
- ↑ Sinds Kautsky zijn boek schreef, is dit derde deel in de bewerking van Friedrich Engels verschenen.