Naar inhoud springen

Pagina:Kautsky 1900 nl Economische Theorie Marx.djvu/149

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

135

voorbeelden van zulke inrichtingen in "Das Kapital" aan, waarnaar wij degenen verwijzen die zich met het onderwerp uitvoeriger willen bezighouden.

Zeer onaangenaam is het voor den kapitalist, dat elke bedrijfsuitbreiding een betrekkelijk hooge uitgaaf aan constant kapitaal vereischt, een uitgaaf die steeds grooter wordt, naarmate de machinerie der groote industrie volmaakter wordt. Maar de zoete troost rest hem, dat, wanneer eenmaal het voor het bedrijf noodige constante kapitaal voorhanden is, de voortbrenging binnen zekere grenzen door meerder variabel kapitaal uitgebreid kan worden, zonder dat tegelijkertijd meerder constant kapitaal in dezelfde verhouding noodig is. Wanneer een fabrikant goede zaken maakt en meer wil laten produceeren, kan hij dit wellicht bereiken door 2 à 3 uren langer te laten arbeiden. Hij behoeft geen nieuwe machines aan te schaffen, geen nieuw fabrieksgebouw te zetten, doch enkel de ruwen hulpstoffen te vermeerderen.

Maar er zijn industrieën die geen ruwmateriaal te koopen hebben, zooals mijnen, of slechts weinig, zooals in den landbouw zaad en mest. Dit zijn industrieën die het ruwmateriaal aan de aarde ontleenen. Hier is vaak eenvoudige arbeidsvermeerdering voldoende om de hoeveelheid van het product te vermeerderen. Deze vermeerdering van het product is alleen aan de aarde en den arbeid te danken, maar het kapitaal heeft zich van beide meester gemaakt en verwerft daarmee de mogelijkheid, "om de elementen zijner accumulatie uit te breiden tot voorbij de schijnbaar door zijn eigen grootte gestelde grenzen, gesteld door de waarde en de hoeveelheid der reeds geproduceerde productiemiddelen, waarin het zijn bestaan heeft."

Gelijk van de aarde en den arbeider heeft het kapitaal zich ook van de wetenschap meester gemaakt; hoewel het in de wetenschappelijke ontwikkeling als zoodanig geen deel heeft, vallen aan het kapitaal toch alleen alle vruchten in den schoot, die de vooruitgang der wetenschap voortbrengt, door de productiviteit van den arbeid te bevorderen. Zij bevordert daarmee de accumulatie van het kapitaal. Met de voortbrengingskracht van den arbeid daalt de waarde der arbeidskracht, stijgt de meerwaardevoet: de stijging der productiviteit van den arbeid maakt het echter ook den kapitalist mogelijk voor zijn persoonlijk verbruik een grooter hoeveelheid der in waarde dalende levens- en genotmiddelen zonder meerdere uitgave van meerwaarde, of dezelfde hoeveelheid als vroeger met geringer uitgave te erlangen, gemakkelijker te leven, of zonder zich te bekrimpen meer te accumuleeren; vaak beide gelijktijdig.

Hoe grooter het aangewend kapitaal, des te productiever is de arbeid, des te grooter echter niet alleen de meerwaardevoet, doch ook de hoeveelheid meerwaarde, des te meer kan de kapitalist genieten en ook accumuleeren.

Men ziet reeds dat het kapitaal geen vaste, doch een zeer elastische grootheid is, die in staat is belangrijk uit te zetten en in te krimpen; het maakt slechts een deel van den maatschappelijken rijkdom uit: door toelagen uit andere deelen daarvan, het consumptiefonds der kapitalistenklasse en ook der arbeidersklasse, kan