Pagina:Kautsky 1900 nl Economische Theorie Marx.djvu/45

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

31

Met de warencirculatie zelve ontwikkelt zich de noodzakelijkheid en de zucht om de geldwaar, het goud, vasttehouden en optehoopen. De kenmerkende eigenschappen van het geld komen overeen met die van de warencirculatie: gelijk deze een vorm is waarin maatschappelijke productie door onafhankelijke particuliere producenten gedreven wordt, zoo is het geld een maatschappelijke macht, die echter niet de macht der maatschappij is, doch particulier eigendom van ieder worden kan. Hoe grooter de geldhoeveelheid is, waarover men beschikt, des te grooter de maatschappelijke macht, de goederen en genietingen, de arbeidsproducten van anderen, waarover men beschikt. Goud kan alles; het is de eenige waar die ieder gebruiken kan, die ieder neemt. Zoo ontwaakt en groeit met de warencirculatie de zucht naar goud.

Maar de opzameling van geld wordt met de ontwikkeling der warenproductie niet slechts een hartstocht, maar ook een noodzakelijkheid. Hoe meer producten tot waren worden, hoe minder men tot eigen gebruik voortbrengt, des te noodzakelijker is het bezit van geld om te kunnen leven. Ik moet voortdurend koopen, en om te kunnen koopen, moet ik verkocht hebben; maar de voortbrenging der waren, die ik verkoop, eischt tijd; haar verkoop hangt van het toeval af. Om de warenproductie in gang te houden, om gedurende het produceeren te kunnen leven, moet ik een geldvoorraad bezitten. Zulk een geldvoorraad is ook noodzakelijk tot vereffening van opstoppingen in de circulatie, Wij hebben boven gezien, dat de hoeveelheid van het circuleerende geld afhankelijk is van de prijzen der waren, haar hoeveelheid en de snelheid van haren kringloop. Elk dezer factoren verandert voortdurend; het circuleerend geldtotaal schommelt dus voortdurend. Vanwaar komt het geld dat noodig wordt? Waarheen vloeit het geld dat overbodig wordt? Geldschatten, die zich op de meest verschillende punten opeenhoopen, vormen verzamelbekkens, die dan geld opnemen, dan weer afgeven, en aldus stoornissen in het circulatie-proces vereffenen.

In de aanvangsperiode der warencirculatie worden, evenals bij den eenvoudigen ruil, steeds twee waren onmiddellijk geruild, slechts met dit onderscheid, dat thans de eene waar steeds algemeen equivalent, geldwaar is. Met de ontwikkeling der warencirculatie ontstaan echter verhoudingen, waardoor de vervreemding eener waar tijdelijk gescheiden wordt van de ontvangst der met haren prijs overeenkomende geldsom. Er komen thans omstandigheden op, die er toe leiden dat men een waar betaalt vóór men haar ontvangen heeft, of, wat vaker het geval is, dat men haar eerst later betaalt. Een voorbeeld moge ter verduidelijking strekken. Nemen wij een italiaanschen zijdewever, bijv. uit de dertiende eeuw. Hij betrekt de zijde, die hij bewerkt, uit zijn nabuurschap. Maar de zijden stoffen die hij weeft, gaan naar Duitschland; voor zij op de plaats van bestemming aankomen en verkocht zijn en de opbrengst naar Italië teruggekeerd is, verloopen 3, 4 maanden. De zijdewever heeft een zijden stof gereed gemaakt; tegelijkertijd zijn buurman, de zijdespinner, een zekere hoeveelheid zijde. De zijdespinner verkoopt zijn waar oogenblikkelijk aan den zijdewever; deze verkrijgt de opbrengst zijner waar eerst na vier maanden. Wat geschiedt nu? De wever koopt de zijde, doch betaalt haar eerst na vier maanden.