48
Nemen wij aan, dat de kapitalist katoengaren houdt voor een gebruikswaarde die zeer gezocht is en dus makkelijk verkocht kan worden; hij besluit dus garen te laten produceeren, koopt arbeidsmiddelen—ter vereenvoudiging willen wij hier onderstellen dat deze enkel uit spindels bestaan—en katoen. In een pond katoen zijn wellicht twee arbeidsuren vervat; deze kost dus 1 gulden. Uit een pond katoen moge een pond garen gesponnen worden. Bij het verspinnen van elke 100 pond katoen worde één spindel verbruikt, versleten: bij het verspinnen van 1 pond dus 1⁄100 spindel. In een spindel onderstellen wij, dat 20 arbeidsuren steken, d.i. 10 gulden. In één arbeidsuur nemen wij voorts aan, dat 2 pond katoen versponnen worden, in 6 uren dus 12 pond—steeds in de veronderstelling van normale, gemiddelde, maatschappelijk noodzakelijke productievoorwaarden.
Hoe veel waarde zal onder deze omstandigheden in een pond garen steken?
Allereerst de waarde der bij de vervaardiging daarvan gebruikte katoen en spindels. Deze gaat zonder verkorting of vergrooting in het product over. De gebruikswaarde van katoen en spindel is een andere geworden, haar waarde is onaangetast gebleven. Dit wordt duidelijk, als men de verschillende tot vervaardiging van het eindproduct vereischte arbeidsprocessen als opeenvolgende deelen van een en hetzelfde arbeidsproces beschouwt. Nemen wij aan, dat de spinner ook katoenplanter is en de katoen onmiddellijk na haren oogst versponnen wordt; het garen vertoont zich thans als het product van den planters- en den spinnersarbeid, zijn waarde wordt gemeten door den ter kweeking van de katoen en haar afwerking tot garen maatschappelijk noodzakelijken arbeidstijd. Aan de waarde van het product wordt niets veranderd, als onder overigens gelijke verhoudingen de tot vervaardiging daarvan noodzakelijke arbeidsprocessen voor rekening van verschillende lieden volvoerd worden. De waarde van de verwerkte katoen komt dus in het garen weer voor den dag; hetzelfde geldt van de waarde der verbruikte spindels. Hulpstoffen laten wij hier eenvoudigheidshalve buiten beschouwing.
Bij deze overgedragen waarde gaat nog gepaard de waarde die de spinnersarbeid aan de katoen toevoegt. In één arbeidsuur worden 2 pond versponnen—nemen wij aan dat in een gulden 2 arbeidsuren steken. Een arbeidsuur vormt dus een waarde van ½ gulden.
De waarde van 1 pond garen is dus gelijk aan de waarde van 1 pond katoen (= 1 gulden) + 1⁄100 spindel (= 1⁄10 gulden) + ½ arbeidsuur (= ¼ gulden), of in guldens uitgedrukt: 1 + 1⁄10 + ¼ = 1 gulden 35 cent.
In 6 uren worden diensvolgens 12 pond garen gesponnen, van een waarde van 16 gulden 20 cent. Hoeveel heeft het echter den kapitalist
Kapital" schreven, onderstelde dat Marx voorbeelden als de bovenstaande als feiten aangevoerd heeft. De noodzakelijke arbeid, die een spinner in een bepaalde spinnerij omstreeks 1860 feitelijk te verrichten had, heeft Marx elders in zijn werk berekend op grond van gegevens. die hem een fabrikant uit Manchester leverde. Hij kwam tot het resultaat, dat bij tienurigen arbeidstijd de noodzakelijke arbeidstijd van den spinner niet voluit vier uren bedroeg; de arbeidtijd, gedurende welken hij meerwaarde produceerde, iets meer dan zes uren.—Wij willen later zien, dat de voor het onderhoud van den arbeider noodzakelijke arbeidstijd een zeer veranderlijke grootheid is.