80
genomen, ongeveer van het midden der zestiende tot het einde der achttiende eeuw[1].
Haar oorsprong is een dubbele. Eenerzijds trof het kapitaal producten aan, die door de handen van handwerkers van verschillenden aard gaan moesten, eer ze voltooid waren. Zoo ging een koets uit de handen van den wagenmaker in die van den zadelmaker, den bekleeder, den schilder, den glazenmaker, enz. De zelfstandige handwerkers van verschillenden aard verving de kapitalist door loonarbeiders van deze arbeidssoorten, die in een gemeenschappelijk werkgebouw stelselmatig samen arbeidden aan de vervaardiging der koets.
De manufactuur ontwikkelde zich echter ook langs den tegenoverstelden weg. De kapitalist vereenigde een aantal arbeiders, die allen hetzelfde product voortbrachten, bijv. naaldenmakers, in één arbeidsruimte. leder van hen voerde achtereenvolgens al de verrichtingen uit, die tot geheele vervaardiging van het product noodig waren. Zoodra een beduidend aantal arbeiders op deze wijze aan het werk was, leidde dit uit den aard der zaak tot een verdeeling der verschillende verrichtingen onder de verschillende arbeiders. Eenerzijds ontstond de manufactuur door vereeniging van zelfstandige handwerken van verschillenden aard, anderzijds door verdeeling der verschillende verrichtingen van een handwerk onder verschillende arbeiders.
Of echter de verrichting die den arbeider in de manufactuur toevalt, voorheen de zelfstandige verrichting van een bizonder handwerk was, of uit de splitsing der verrichtingen van een handwerk ontstond, het handwerk vormde steeds haren grondslag, niet slechts historisch, doch ook technisch. Volstrekte voorwaarde blijft, dat elke afzonderlijke verrichting door menschenhand geschiedde. Gelijk in het handwerk berust ook in de manufactuur de uitslag van den arbeid in hoofdzaak op de bekwaamheid, snelheid en vastheid van hand en blik van den afzonderlijken arbeider.
Doch tusschen den arbeider van het handwerk en dien der manufactuur bestaat een geweldig onderscheid. In de plaats van de menigvuldigheid der verrichtingen van den eerste, treedt in de manufactuur de eenvoudigheid en eentonigheid der verrichtingen, die de arbeider dag-in dag-uit, jaar-in jaar-uit volvoert. De arbeider is niet meer een bewust op een doel afgaand, zelfstandig producent, doch slechts nog een onzelfstandig deel van een groot arbeidsmechanisme, in zekeren zin een lid van den totalen arbeider.
De behendigheid van den arbeider op het beperkte gebied waarop hij zich beweegt, stijgt daardoor zeer zeker bovenmate. Hij ontdekt een reeks kunstgrepen, deelt die mede aan zijn arbeidsgenooten en leert andere van hen. De wisseling van plaats en werktuig, die de menigvuldigheid van den arbeid meebrengt, veroorzaakt verspilling van tijd en arbeidskracht; deze verspilling verdwijnt bij den deelarbeider der
- ↑ Het woord manufactuur is uit de latijnsche woorden manus (hand) en factus (gemaakt, vervaardigd) gevormd. Een der belangrijkste takken van bedrijf, waarvan de manufactuur zich meester maakte, was de bewerking van vezelstoffen, als wol, katoen enz. De textielindustrie wordt dientengevolge nog wel manufactuur genoemd en zelfs haar producten manufacturen, al valt deze industrie ook niet in het bereik der manufactuur doch in dat der machinale groot-industrie.