en broeit dus hier te lande. Zij overwintert in Noord-Afrika en in 't Zuiden en Zuid-Oosten van Europa. Even als bij de meeste vogels, die hier broeijen, het geval is, komen de mannetjes eenige dagen vroeger dan de wijfjes. De seksen bieden weinig verschil aan; alleen zijn de kleuren van het wijfje over 't algemeen fletser.
Kort na hunne aankomst paren zij en beginnen den nestbouw, waaraan het wijfje het voornaamste deel heeft, maar waartoe de bouwstoffen door het mannetje worden aangebragt. Deze bouwstoffen worden uit de onmiddellijke nabijheid opgezocht en bestaan uit lange, dunne grasstengels, drooge, dunne grashalmen, kortom uit lange, dunne plantaardige voortbrengselen; voor het binnenwerk wordt wel eens schapenwol, koe- of paardenhaar gebruikt, maar in vele nesten wordt dit niet aangetroffen. Men vindt de nesten meestal langs slootkanten, onder de uitstekende takken van wilgen of elzen, en dan gewoonlijk nabij den grond, hetzij tusschen de takken zelven, of tusschen het gras, aan stengels of aan lage planten vastgehecht. In tuinen vindt men hunne nesten wel eens in heesters en stamrozen, soms ook tusschen de digt met klimop begroeide prieelen of muren.
De broeitijd duurt van Mei tot Julij, in welk tijdsverloop de vogel tweemaal broeit. Elk broeisel bestaat gewoonlijk uit vier of vijf, het tweede broeisel echter dikwijls uit niet meer dan drie eijeren. Deze hebben eene vuil geelachtig witte kleur en zijn over het geheel van zeer kleine donkere streepjes, en aan het stompe einde van digt op elkander staande vlekjes voorzien, waardoor er als ware 't een breede ring van vlekjes op zigtbaar is.
Alleen het wijfje broeit, terwijl het mannetje dikwijls zeer ver van het nest gezocht moet worden. Daaraan is het dan ook misschien wel toe te schrijven, dat de Koekoek (Cuculus canorus) zijn ei bij voorkeur in het nest van deze vogelsoort brengt; want, ware het mannetje een trouwer wachter, dan zou het wijfje bij tijds voor den Koekoek gewaarschuwd kunnen worden. De reden, waarom de Grasmusschen zich zoo ver van hunne broeijende wijfjes verwijderen, is waarschijnlijk in de wijze van voedsel zoeken en in de soort van voedsel zelve gelegen. Zij voeden zich namelijk bij voorkeur met zachte rupsjes, hoofdzakelijk met die, welke zich in de bladen van brandnetels verschuilen (zoogenaamde bladrollers). Daar nu de brandnetels gewoonlijk niet gelijkmatig langs de slootkanten, maar op verschillende, van elkander verwijderde plaatsen voorkomen, en die rupsen in den regel slechts dáár leven, waar genoemde planten in menigte