onder 't zingen op een en denzelfden tak zitten. Midden op den dag hoort men hem zelden, maar gewoonlijk 's morgens vroeg en tegen den avond, en zelfs nog lang na zonsondergang kweelt en zingt hij.
Meestal is de Zanglijster schuw, doch in tuinen, waar zij niet gehinderd wordt, is zij vertrouwelijker en worden sommigen zelfs mak. Zoo b.v. zit in den Zoölogischen tuin te Londen, vlak bij den grooten ingang, al sedert eenige zomers een Lijster altijd in een der daar aanwezige boomen. Die Lijster is een fameuse zanger, en vooral tegen den avond, alsmede 's morgens tot ongeveer elf uur, doet hij zijn uiterste best. De boomen, waarin hij zich daar ophoudt, zijn niet hoog; dagelijks passeren er honderden menschen, maar toch zingt die Lijster rustig voort, nu en dan eens naar de menigte loerende, die zich onder zijne zitplaats heên en weêr beweegt.
Een zingende Lijster in den tuin geeft nog meer genot dan een Nachtegaal; want de Lijster zingt bij dag, begint daarmede vroeger in de lente, dan de Nachtegaal, en eindigt eerst nadat de laatstgenoemde reeds twee maanden gezwegen heeft. Er zijn voorbeelden van Lijsters, die, hier overwinterende, zelfs in het barre saizoen bij helder weder zich lieten hooren.
In gevangenschap zingen zij zelden zoo fraai als in vrijheid; velen zingen dan zelfs in 't geheel niet, doch sommigen beginnen daarmede reeds in Januarij en geven tot in November hun gezang ten beste. Men vangt ze met de bekende lijsterstrikken, doch men dient daarbij wèl op te passen, daar de vogel zich anders alligt verwurgt; trouwens is deze wijze van vangen meer dienstig om grootere soorten, T. pilaris, T. iliacus, T. merula, voor poeliers en wildhandelaren magtig te worden. Een geschikter middel, om Zanglijsters te vangen, bestaat in vierkante knipkooitjes, één voet lang, en ¾ voet breed en hoog, waarvan het bovengedeelte als een slag of knip kan opgezet worden, en waarin men eenige levende meelwormen, of in 't najaar lijsterbessen en meelwormen, als lokaas aanbrengt. Ook met losse lijmhoutjes, die onder bessendragende boomen in den grond gestoken worden, kan men Zanglijsters vangen, waarbij men echter moet oppassen, dat zij haar gevederte niet beschadigen; want dan zijn zij niet opgeruimd in de kooi: dan treuren zij en zingen niet. Jong gevangen voorwerpen van het eerste broeisel zullen steeds de beste zangers worden; die van het tweede of laatste broeisel zijn meestal zwakker. Aan zeer jonge, uit het nest gehaalde of met nest en al verkregen voorwerpen geve men een mengsel van gehakt raauw vleesch,