Pagina:Keulemans Onze vogels 2 (1873).djvu/348

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Antonius (half-Januarij), bij den Rooden Patrijs, elke Hen haar Haan heeft, en dit paar voortaan als echtelieden getrouw bijeenblijft. Omstreeks Maart begint de Spanjaard zijne jagt met den reclamo, een tammen Rooden Patrijshaan, wordt in eene kooi opgehangen, digt bij de plaats, waar de jager zich verborgen houdt. Deze Haan lokt door zijn geroep de wilde Hanen uit tot den strijd. Op dit geroep verschijnen alle Hanen, die verliefd zijn, dat is, allen zonder onderscheid, en worden voor en na door den jager geschoten. Met April echter houdt de jagt met den reclamo op, omdat de meeste Hanen tegen dien tijd hun wijfje hebben en niet meer op avontuur behoeven uit te gaan. Dan brengt de jager een tam wijfje op de lokplaats, en oogenblikkelijk zijn de Hanen er weêr bij, en zelfs niet alleen de oude vrijers, maar ook de eerzame huisvaders, wier wijfjes te huis op de eijeren zitten en de uitstapjes van hun heer gemaal niet kunnen nagaan. Het bewijs, dat ook de gepaarde Hanen de lokstem van het vreemde wijfje volgen, geven de talrijke weduwen, die men in Junij en Julij aan het hoofd van hare halfvolwassen kinderscharen kan zien. Of onze Patrijs zich evenzoo zou laten verleiden, is nog niet waargenomen. Ik twijfel echter, of hij er wel eervoller zou afkomen."

De jongen of kuikens blijven lang onder de hoede van het oude wijfje; bij het minste gevaar legt zij zich vlak op den grond neder, en de kuikens verschuilen zich dan onder hare vleugels en borstveêren. Op dezelfde wijze schuilen zij 's nachts en gedurende het warmste gedeelte van den dag. Steeds zijn de kuikens in de onmiddellijke nabijheid der moeder te vinden. Over dag loopt, de geheele familie tusschen het hooge gras, en heelt dan een der kuikens zich op een kleinen afstand van de moeder gewaagd, op haar geroep keert hij dadelijk, zooveel zijne zwakke pooten het toelaten, op een drafje tot het gezelschap terug. Zij herkennen elkander aan hun zacht geroep, 'tgeen trouwens ook bij onze gewone Hoender-kuikens het geval is. Heeft het jonge kroost zich te veel verspreid, dan weet de moeder ze spoedig weder bij elkander te halen; zij heeft namelijk een lokgeluid, dat de jongen onmiddellijk verstaan en met een zacht geroep (tsuk, tsuk) beantwoorden. Opmerkenswaardig is het schouwspel, hoe de moeder den geheelen dag in de weer is, om aan hare talrijke familie het noodige voedsel aan te wijzen. Zij verkeert steeds in ongerustheid, let op het minste geluid, dat zich in den omtrek laat hooren, en hare bewegingen verraden de grootste zorg en oplettendheid.