Pagina:Keulemans Onze vogels 2 (1873).djvu/48

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Het duurde echter zóó lang zonder dat ik iets tusschen de bladeren bespeuren kon, dat ik besluiten moest, een weinig nader te komen, om mij te overtuigen of er ook iets gaande was. De Koekoek vloog reeds van verre weg, en tot mijne overgroote verbazing zag ik het oude wijfje van S. hortensis nog op het nest zitten; op dienzelfden tak had ik den Koekoek gezien. Ik liet het vogeltje met rust, en ging den volgenden dag weer op den uitkijk. En waarlijk, daar lag nu een Koekoeksei bij de drie eijeren van den Tuinzanger; deze laatsten waren bijna uitgebroeid, en het Koekoeksei versch gelegd. Dit geval is echter eene uitzondering op de regel, daar de Koekoek haar ei niet dan bij versch gelegde eijeren voegt, omdat als haar jong te laat uitkomt, het ook geen kans heeft, behoorlijk grootgebragt te worden.

Eene derde maal, in Junij, in de omstreken van Leiden, ging ik vóór zonsopgang op onderzoek uit, en nam een klein jagtgeweer mede, om Rietzangers te schieten. Even buiten de stad, langs het zoogenaamde Galgewater (den Rijn), hoorde ik den Oeverzanger of Boschrietzanger (Calamodyta palustris); ik was niet van plan, dit diertje te schieten, daar ik, eenmaal met de ligging van het nest bekend zijnde, dit tot later wilde uitstellen. Ik stond echter een oogenblik stil, en bespeurde een grijzen vogel op den grond, langs den waterkant; het was een Koekoek, die even daarna haastig opvloog. Op de plaats, waar ik hem zoo even had bespeurd, lag een ei, dat ik als een Koekoeksei herkende; het was nog warm en iets langwerpiger dan gewoonlijk. Eerst nam ik het op, maar ik bedacht mij en legde het weder als te voren, merkte de plaats, en ging verder. Ten omstreeks 9 ure daar teruggekeerd zijnde, vond ik het nog onaangeroerd liggen; ik nam het meê naar huis en plaatste het voorzigtig in een Musschennest; reeds den volgenden ochtend echter vond ik het terug.... in de goot van het huis: de Musschen hadden het uit hun nest verwijderd.

Eenige jaren geleden zag ik een Koekoek uit een boomgat vliegen, doch dit gat was te diep, dan dat ik het had kunnen onderzoeken. De nesten met een Koekoeksei er in, welke ik vond, waren steeds van eijeren, doch nooit van jongen voorzien; slechts ééns zag ik een vogel (een Tuinzanger) broeijende op het nest, waarin het Koekoeksei lag; in de andere gevallen was het aantal eijeren niet uitgelegd, zoodat ik het Koekoeksei bij twee of drie eijeren, niet bij het volle aantal vond. Evenwel zijn mij ook vele nesten bezorgd, waarin het Koekoeksei bij het volledig aantal aanwezig was.