Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/122

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

86

meest eenvoudige leest geschoeid. Naar buiten bestond wel eenige uitwisseling van producten; elke Gajō was in zijn jonge jaren wel eens of meermalen naar de kust—voornamelijk de Noord- en Oostkust, minder naar de Westkust—getrokken, gewoonlijk in kleine gezelschappen, onder leiding van een ouderen beroepshandelaar. Tabak, karbouwen en paarden, tegenwoordig ook getah, zijn in hoofdzaak de uitvoerproducten en op de terugreis worden voornamelijk zout, petroleum, katoenen kleedingstoffen, gedroogde visch en kleine behoeften van Europeesch fabrikaat als lucifers enz. terug gevoerd. Maar die kleine handelsreizen, die weken lang duren, en waarbij een man langs de moeielijke paden door de boschpoorten van de oerwoudgordels slechts een kleine vracht kan meedragen, kunnen maar weinig tot den welvaart van het land bijdragen.

De Gajō's dragen hun lasten in een korf op den rug, evenals de Koerintjiërs, Mentaweiërs en Dajaks.


De wegenkwestie.

Nu is echter karren- en autoverkeer langs den breeden Gajō-weg van de Noordkust tot Takéngön mogelijk en het verkeer daarlangs neemt toe. Nederzettingen verrijzen langs den weg; sawahs worden er aangelegd en de Europeesche landbouwindustrie heeft er haar oogen reeds op gevestigd voor rubber- en thee-ondernemingen.

De afstand Bireuen-Takéngön is 76 K.M. De weg is in 1913 geopend, doch eerst kort geleden geheel voltooid. De aanleg heeft 1½ millioen gekost.

Aan de andere zijde, van Meulabōh uit, reikt een weg reeds ver het binnenland in en stellig zal ook dwars door Gajō ten laatste eene verbinding tusschen de beide kusten tot stand komen, ondanks de hooge gebergten.

Ten opzichte der wegenkwestie zijn er twee partijen, die men zou kunnen noemen de radicalen en de opportunisten.

De eersten zeggen: „Wegen moeten er komen, flinke, verharde, breede wegen met sterke bruggen, geschikt voor rijtuigen en vrachtauto's; zèlfs al heeft de bevolking er in haar tegenwoordig stadium van ontwikkeling geene behoefte aan; zèlfs al is de bevolking nu nog te dun om zulke wegen te behoeven voor afvoer harer