Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/131

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

95

26.6 en 27.3° C.; het gemiddelde verschil tusschen dag- en nachttemperatuur is 5 à 6° C.; dat tusschen de warmste en de koudste maand iets meer dan 1° C.

In de hooge streken worden deze amplituden grooter.

De warmste maanden zijn die met den hoogsten zonnestand, meestal tevens de maanden met den meesten regen.

De afneming van de warmte met de zeehoogte is in de tropen gemiddeld 0,65° C. per 100 M. De groote hoogvlakten in Noord-Sumatra toonen grooter verschillen en ook in andere opzichten excessen in het zoo gelijkmatige tropische klimaat. Zoo wordt van Padang Lawas bericht, dat het klimaat er in alle opzichten buitensporig is: groote hitte naast tijdelijke, sterke afkoeling; hevige winden en zware onweders; maandenlange droogte naast zware bandjir-stortbuien. De warmte stijgt er overdag tot 35 en 40° C.; in den regentijd moet de warmte 's nachts gem. 20° C. en overdag gem. 31° C. bedragen. Deze schommelingen doen denken aan een woestijnklimaat.

De hoogvlakte om het Tobameer toont bij helder weer ook zeer groote verschillen tusschen dag- en nachttemperatuur; eene waarneming te Koeta Pinang in de Karo-landen gaf voor één etmaal een minimum van 13° C. en een maximum van 35° C. Bij hevigen wind en regen is het weer voor het gevoel er zeer guur; ook te Alahan Pandjang (afd. Solok), op 1464 M. hoogte, is dit het geval.

In de streken, die door bergen rondom zijn ingesloten, zooals de vlakten van Solok en het Tobameer, is het klimaat vrij vast en de temperatuur betrekkelijk hoog.


Winden.

Het Zuiden van Sumatra kan nog tot het Australische moessongebied worden gerekend; evenals op Java heerscht er van Mei tot October nog de versterkte Z.O. passaat, als „Oostmoesson", d.w.z. dat de meeste winden uit Z.O. richtingen komen. Evenzoo heeft men er van November tot April de Noordwestmoesson (op de oppervlakte der aarde); eene meerderheid van winden uit het W.N.W. Langs de Oostkust is dit moessonsysteem te herkennen tot de hoogte van Riouw toe; langs de Westkust is de Javasche Oostmoesson waar