Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/157

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

117

 

Loeboe's.

Eene samenhangende en recente beschrijving der Orang Loeboe in Mandailing is geleverd door den controleur J. Kreemer [1]. Er zijn ook nog enkele kleine vestigingen van Loeboe's in Padang Lawas, nabij de Boven Beroemoen, dus aan de andere zijde van de barisan tusschen Mandailing en Padang Lawas. De Mandailingsche Loeboe's, ten getale van ruim 1700 zielen, wonen in verspreide ladangwoningen, vereenigd tot een 11-tal gehuchten (pagaran) Noord, Noordoost en Zuidoost van Panjaboengan. Naar hun afkomst kan slechts worden gegist. „Hun taal is een mengelmoes van Mandailingsche, Maleische en andere (?) woorden". Vroeger waren zij schatplichtig aan (geen slaven van) de radja's van Kota Siantar, een dorp nabij Panjaboengan. Zij leven zeer schamel, zijn buitengewoon onzindelijk, veel met afzichtelijke huidziekten behept en geven een onaangenamen geur af. Van water hebben zij een afkeer; zij vermijden het zelfs hun krotten bij rivieren te bouwen. Zij worden beschreven als lui, onverschillig, zorgeloos, schuw, bedeesd, onbetrouwbaar in hun aanraking met vreemden, conservatief, gehecht aan hun grond en oude gewoonten. De Islam heeft slechts langzaam ingang bij hen gevonden; zij zijn dan ook alleen Mohammedanen in naam. De meisjes worden nooit besneden; van de jongens slechts enkele en dan naar ouden trant door incisie. Heel zelden ook nemen de jongens deel aan het godsdienstonderwijs; op de Gouvernementsschool gaat er niet een. Zij eten allerlei vleesch, dat het bosch oplevert: muizen, kalongs, apen, larven van wespen en zoo mogelijk ook varkensvleesch, hoewel het houden van tamme varkens door den invloed van den Islam tot het verleden behoort. De hoofdvoeding was vroeger maïs, tegenwoordig rijst en maïs vermengd. Allen zijn verzot op het drinken van toewak (gegist sap van de enaupalm) en het rooken en pruimen van tabak. Bijzonder handig zijn zij in het klimmen. Als klapperplukkers verdienen zij een goed daggeld in de klappertuinen van Mandailing en tot zelfs in Raŏ.

Tot voor kort droegen zij alleen kleeding van boomschors; nu

  1. Bijdr. T. L. en V.v.N.I. Dl. 66 afl. 3 (1911). De Loeboe's in Mandailing.