Naar inhoud springen

Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/165

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
125

Kota en Tanah Datar. Hun adat, zeggen zij, (het heele denkleven van den Minangkabauer is in spreuken, spreekwoorden, pantoens, toespelingen op volksverhalen en andere dicton's vastgelegd), hun adat is van de bergen naar de kust gedaald, hun godsdienst van de kust naar de bergen opgeklommen. Dit laatste slaat op hunne bewering, dat de Islam tot hen zou zijn gebracht door den vermaarden Boerhanoeddin, een leerling van den nog meer beroemden Abdoerraoef van Singkel, in het jaar, dat overeenkomt met 1704 A.D. De kiramat (het heilige graf) van eerstgenoemde te Oelakan, aan het strand, 5 paal bezuiden Pariaman, is op den sterfdag van den heilige het doel van een bedevaart met daarbij behoorende devotie's van eene enorme menschenmenigte.

Het staat wel vast, dat de Islam ook hier veel vroeger en geleidelijk is binnengedrongen.

Op dezelfde wijze heet hunne staminrichting (zie beneden onder Matriarchaat) kant en klaar te zijn ingevoerd door twee personen, Perpatih nan Sabatang en Datoek Katoemenggoengan, in welke personen tevens de strengst democratische en de eenigszins aristocratische richtingen zijn belichaamd.

Wat buiten het Minangkabausche land ligt, is de rantau, het buitenland. Buitenslands gaan heet "merantau".


Oorsprong van den naam Minangkabau.

Over den oorsprong van den opvallenden naam van dit volk zijn de meeningen verdeeld. "Manang Kabau" beteekent ongeveer: de buffel overwint (of overwon). De verandering van manang in minang levert taalkundig eene moeielijkheid, die echter niet onoverkomelijk is. Volgens de meest verspreide lezing van het volksverhaal is de oorsprong van den naam aldus:

In de 13e en 14e eeuw was het land van Minangkabau eene belangrijke kolonie van Mådjåpahit, het machtige Hindoe-rijk op Oost-Java; tot hoever de onafhankelijkheid en de grenzen dier kolonie strekten, is niet nauwkeurig aan te geven.

Om het land tot geheele afhankelijkheid te brengen, kwamen de lieden van Madjapahit met een groot leger om het land te veroveren. De beiderzijdsche legerhoofden kwamen overeen om de beslissing te doen afhangen van den strijd tusschen twee karbou-