Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/193

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

147

Ook om een andere reden zou die diersoort het afleggen in den „struggle for life." Sir Henry Maine[1] wijst erop, dat promiscuïteit leidt tot een voor de vruchtbaarheid der vrouw ongunstigen pathologischen toestand. Dr. Bertillon zegt ergens: „Il ne pousse pas d'herbe dans les chemins où tout le monde passe." Onder onnatuurlijke toestanden, bij negerslaven in Amerika, is dit vroeger gebleken. En vermindering der geboorten, ook dit is bij ervaring bekend, leidt bij een onbeschaafd volk onvermijdelijk tot ondergang.

Verder is het niet waarschijnlijk, dat de oorspronkelijke mensch in horden leefde. In familie's of kleine groepen van familie's hebben wij in 't algemeen de oorspronkelijke wijze van menschelijk samenleven te zoeken, evenals het geval is bij de hoogst ontwikkelde apen. De samenleving in stammen komt pas op hooger trap van ontwikkeling. Slechts onder bepaalde, weinig voorkomende omstandigheden zou het samenleven in groote stammen voor de primitieven een voordeel zijn voor de instandhouding der soort.

Het sterkste argument tegen de hypothese van het groepshuwelijk is er echter een van psychologischen aard: Bij den mensch en de hoogere diersoorten is het gevoel van jaloerschheid en het begrip, dat de vrouw een bezit is van den man, zóó diep geworteld, dat niet aan te nemen is, dat hij zou hebben geleefd in een toestand, waarmede het bestaan van dat gevoel en dat begrip onvereenigbaar zijn.

Moeten wij alzoo afzien van het bezit eener bevredigende verklaring van het ontstaan van het matriarchaat, wij kunnen wel wijzen op enkele feiten van socialen aard, die verklaren, hoe het moederrecht bij de Minangkabauers zich zoo bijzonder kon ontwikkelen of zoo lang kon stand houden. Onmogelijk is het echter daarbij te zeggen, of wij te doen hebben met oorzaken van het ontstaan of met een gevolg van het reeds bestaan van dat instituut. Zoo wijzen wij dan op het vele reizen en emigreeren der mannen, waarbij zooveel vrouwen en kinderen achterblijven, dat het voor het behoud van een talrijken en krachtigen stam wel gewenscht was of werd, dat de moeders met hare kinderen hun onderhoud

  1. Dissertations on Early Law and Custom, Londen 1883, p. 204 v.v.