185
bij Taroetoeng een school geopend voor Bataksche knapen uit den aanzienlijken stand, waar het Xederlandsch wordt onderwezen. De school staat onder leiding van een Nederlandsch onderwijzer, te Barmen tot Zendeling-leeraar opgeleid. De meeste leerlingen zijn intern. De school geniet subsidie.
Kweekschool te Fort de Kock.
De Gouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Fort de Koek is opgericht in 1856 in primitieven, en in 1873 in haar tegenwoordigen vorm en is thans de eenige Gouvernementsinrichting voor voortgezet onderwijs voor Inlanders op Sumatra. In Tapanoeli bestond vroeger eveneens een kleine Gouvernementskweekschool, van 1862 tot 1874 te Tanah Bato en van 1879 tot 1893 te Padang Sidimpoean. Een reeds genomen besluit tot oprichting eener kweekschool te Palembang is nimmer tot uitvoering gekomen. De kweekschool te Fort de Koek had eerst een 4-jarigen cursus; van 1873 tot 1884 werd het Nederlandsch er als leervak onderwezen. In 1904 begon een nieuwe aera voor de school; de cursus werd zesjarig, het Nederlandsch werd weder ingevoerd als leervak en in de hoogste klassen als voertaal. In 1912 werd een nieuw Reglement ingevoerd en de landbouwkunde op het leerplan gebracht met als hulpwetenschap daarvan de scheikunde. Het ressort der kweekschool strekt zich uit over geheel Sumatra, Riau, Bangka, Blitoeng en de Westerafdeeling van Borneo.
De drang der omstandigheden heeft er toe geleid dat, bij gebreke aan andere opleidingsinrichtingen, een groot aantal abituriënten der school in allerlei betrekkingen buiten het onderwijs zijn geplaatst. Vooral in de laatste jaren was zulks het geval, zoodat de school jaarlijks alleen enkele onderwijzers voor de Hollandsch-Inlandsche scholen aflevert. Er is eene zeer dringende behoefte aan nog eenige scholen van gelijk gehalte op Sumatra.
Op de kweekschool zijn een 10-tal meisjesleerlingen. Verder zijn er een 40-tal Atjehsche hoofdenzonen in dit centrale onderwijs-instituut voor Sumatra opgenomen, om hier in andere omgeving ruimer denkbeelden en meer ontwikkeling op te doen, teneinde later des te beter hun functie als landschapshoofd te kunnen vervullen.