Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/264

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

214

zoolang daar alleen de rijstbouw bestaansmiddel is, overbevolkt noemen. Eene afleiding van den verderen bevolkingsaanwas naar de vele onbewoonde en slecht bewoonde streken op Java en Sumatra is dus nuttig. Niet voor de /waar bevolkte streken zelve—op die groote menschenma8sa is het vertrek der landverhuizers niet bemerkbaar —, maar voor de landen, die daardoor eene bevolkingkrijgen en in ontginning komen.

De Lampoengsche koloniën telden ult. 1914 twaalf desa's met 1751 gezinnen en 6930 zielen; ult. 1913 waren er 782 stuks vee, 905 bahoe droge velden en 390 bahoe sawah. Verschillende leidingen voor bevloeiingswerken zijn reeds aangelegd. Thans is een irrigatie-ingenieur in het gewest aangesteld, die uitgebreide opnemingen verricht voor de verbetering van de bevloeiing in het geheele Zuidelijke deel der Lampoengs. De kolonie heeft nog niet genoeg eigen rijst: als tweede gewas wordt voornamelijk tabak geteeld, die goed verkoopbaar is. Een proef met erfbeplanting met katoen is mislukt. Proeven worden genomen met het aanplanten van hibiscus cannabinus (een vezelgewas), Bengaalsch lijnzaad, Robusta-koffie en Hevea. Eene coöperatieve winkelvereeniging is opgedoekt. Een hospitaal met een Europeeschen ziekenverpleger is ingericht, doch er wordt weinig gebruik van gemaakt. In 1913 werden 77 gezinnen, 311 zielen tellende, aangeworven in Kedoe. De voorwaarden zijn nu: vrije overtocht met gezin en goed; eene premie van ƒ 22.50 per gezinshoofd en een krediet van de Lampoengsche bank tot een maximum van ƒ 200, tegen eene rente van 9% per jaar, af te betalen vanaf het derde jaar. Ook leeningen voor fok- en ploegvee, materialen enz. zijn mogelijk.—Het erfelijk individueel grondbezit is voor deze kolonisten reeds gebleken een gevaar te zijn 5 daar de grond te gemakkelijk overgaat aan de economisch sterkere Lampoengers en vrije immigranten (Javanen en Soendaneezen). Wellicht zou communaal bezit met vaste aandeelen beter zijn, daar dan verkoop aan niet-dorpsgenooten is uitgesloten; hieruit ontstaan echter bij toeneming der bevolking ook weer bezwaren.


Bengkoelensche kolonisatie.

Voor rekening der margakas werden sedert 1907 Soendaneesche