9
Overgang naar de bewoonde wereld.
Zoo komt men eerst diep landwaarts in aan het droge, voor bebouwing geschikte, productenrijke land. Daar eerst komt men aan de havens, de natuurlijke stapelplaatsen der stroomgebieden. Daar, ja soms nog verderop, vindt men de „pangkal" de plaats waar een landweg begint en aansluit aan de rivier.
Goenoeng Soegih, aan de Wai Sepoetih, in de Lampoengs, ligt 100 K.M. ver landwaarts in; Menggalŏ, een levendiger centrum aan de Toelang Bawang (Lampoengs) 90 K.M.; Palembang 90 K.M. de Moesi op, Djambi 100 K.M. de Batang Hari op; Rengat 130 K.M. van de monding der Indragiri-rivier; Pelalawan nog verder van den Kamparmond; Siak 75 K.M. van de Brouwerstraat.
Bengkalis op zijn vlakke eiland aan de Brouwerstraat en het groote visschersdorp Bagan Si Api-Api aan het estuarium van de Rokan hebben het aan hun vaster grondstrooken te danken, dat zij zich tot grooter bevolkingscentra konden ontwikkelen.
Poelau Sembilan en het aan de overzijde der diepe Aroe-baai in Langkat gelegen Poelau Kompai zijn hoog en droog en zijn aan de Oostkust de eenige heuvelachtige streken.
Het deel van alluviaal Sumatra, dat door zijne moerassige gesteldheid aan den landbouw is onttrokken, is onevenredig groot.
In verre toekomst zal dit deel waarde gaan verkrijgen en eene groote bevolking kunnen voeden door indijking, door het verbeteren der afwatering en het onder tucht brengen van den weelderigen plantengroei.
§ 5. De Westkust.
De Z.O. punt van de Lampoengs wordt ingenomen door den lagen vulkaan Radjăbasǎ, 1280 M. hoog. Naar 't Westen dringen de Lampoengsbaai en de Keizersbaai tusschen de evenwijdige gebergten 40 en 50 K.M. naar binnen. De mooie bergeilandjes, evenals de kusten der beide baaien, zijn in hunne vegetatie reeds bekomen van de verwoesting door de Krakatau-catastrophe in 1883. De Vlakke hoek om, en we komen aan de Westkust. Hier is heel wat meer afwisseling dan aan de Oostkust. De bergen zijn dichterbij en zichtbaar. De wat eentonige kammen der ketens worden afgewisseld