Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/271

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

219

Van Si Baloengoen verspreidt deze ziekte zich naar de lagere landen van Deli en onder de geïmmigreerde werklieden. "Wij hebben dus te doen met het tegenovergestelde van het bovengenoemde geval: hier worden de inkomelingen bedreigd door de kinderen des lands. Als men nu verder ziet, hoe de bevolking wordt geteisterd door framboesia, schurft en oogziekten, waaronder het gevaarlijke trachoom, dan komt men spoedig tot de conclusie, dat het oordeel over de mogelijkheid om de Timoer-Bataks tot ontwikkeling te brengen en om hun getal te doen vermeerderen, dient te worden opgeschort, totdat deze ziekten met kracht zijn bestreden.

Onder de Karo-Bataks is door Dr. Schüffner ook eene medischhygiënische verkenning gehouden. Het resultaat was gunstiger dan bij de Timoers. Hier bleek o. a. dat boven eene hoogte van 1000 M. de malaria niet meer heerscht, hoewel de meest voorkomende muskiet daar een anopheles is.

Een gelukkig verschijnsel is het, dat het vertrouwen in de Europeesche geneeskunde en hygiëne in de laatste jaren toeneemt. Volgens getuigenis van den geneeskundigen dienst worden de poliklinieken der Europeesche geneesheeren op Sumatra het drukst bezocht.


Pokken.

De geweldige pokken-epidemieën van vroeger behooren helaas! nog niet overal tot verleden. De vaccine-regeling in de Buitenbezittingen verkeert dan ook weer in een stadium van reorganisatie, en het is het algemeen gevoelen der geneeskundigen, dat slechts door invoering van vaccinatiedwang aan de pokken een eind is te maken. Toch staat wel vast, dat de verwoestingen, door de pokken aangericht, minder erg zijn dan vroeger. De bevolking weet er anders nog van mee te praten! De Noordelijke Bataks berekenden hun leeftijd naar het aantal pokkenepidemieën, dat zij hadden beleefd. Zij waren er zoo van overtuigd, dat iedereen eenmaal de pokken moest krijgen, dat zij verlangden ze maar als jong kind te krijgen; dan rolt men er het gemakkelijkst doorheen. In Gajō Loeös wenscht men volgens Snouck Hurgronje[1] voor zijn eigen


  1. Het Gajōland, Bl. 312.