Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/302

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

246

De ontvangsten in de Landschapskassen aan cijns van vergunningen on andere concessie's (dus ook voor delfstoffen) bedroegen over 1914:

Oostkust van Sumatra ƒ 1 266 249.
Atjeh e.O V 132 885.
Indragiri V 12 048.


Lampoengsche districten.

De Lampoengsche districten trekken in de laatste jaren in hooge mate de aandacht van Europeesche landbouwondernemers. Op uit. 1914 waren 166 erfpachtsperceelen met tezamen 519 070 bahoe oppervlakte uitgegeven. Na aftrek der boschreserves van het Gouvernement (hoofdzakelijk in het gebergte) en van de Inlandsche bevolking, en van de grondreserve is over het grootste deel van het gewest buiten het moerasgebied reeds beschikt.

Rubber zal wel het hoofdproduct worden. Zoolang de rubberboomen nog jong zijn en niet produceeren, plant men er veelal Robusta-koffie tusschen als „catch-crop", d.i. als bron van inkomsten om de eerste kwade jaren door te komen. Ook klappers en tabak zijn bijproducten op de erfpachtsperceelen. Op 2 ondernemingen, met 4422 bahoe aanplant, werden tabak, koffie en rubber geproduceerd; op 22 met 52 000 bahoe oppervlakte koffie met rubber of klappers. In 1913 bedroeg de uitvoer van koffie 582 000 K.G.

Van den oogst 1913 zijn te Rotterdam 918 pakken Lampoengsche tabak verkocht tot een prijs van dooreen 51 cent per ½ K.G. of in totaal bijna ƒ 70 000.

Toch is tot heden nog maar een klein deel der erfpachtsperceelen ontgonnen, en het is niet te zeggen in hoever de perceelen ook werkelijk zullen worden aanvaard.

Veel teleurstellingen zijn in de Lampoengs geleden; veel geld is er verloren. Er zijn vele goede gronden, doch het gewest was te weinig bekend. Het is nog een land van te veel raadsels. Meer kennis en de spoorweg zullen het wel doen ontwaken.

Er zijn nog vijf ondernemingen, werkende „op overeenkomsten met de bevolking", die zich hoofdzakelijk op de productie van Manila-hennep en rameh toeleggen, en in mindere mate op rijst, maïs, peper en suikerriet.