Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/332

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

266

dere zullen volgen. Ook in Boven-Padang en Bedagai zal spoedig em theeland bestaan. De Mendaris Rubber and Produce Estates Ltd. bezit de onderneming Laut Tador, waar tapiocca (maniokwortel, Manihot utilissima) werd gekweekt. Daar het tapiocoameel hier niet nier voordeel ken worden geprodnoeerd, zal men overgaan tot de theecultuur.

Tanang Taloe is geheel Nederlandsch. Op Sumatra's Westkust is ook nog een erfpachtsperceel op de Sagoe voor theecultuur uiten en zijn andere perceelen voor hetzelfde doel gevraagd. Over de geschiktheid van grond en klimaat en de kans van slagen der jonge cultuur wordt gunstig geoordeeld door deskundigen. Om Tanang Taloe is eene zone gereserveerd, waarin gedurende tien jaren geen erfpacht mag worden uitgegeven en geene theeonderneming zich mag vestigen. Eerst werd hier met Soendaneesche theepluksters gewerkt; nu komt er echter voldoende werkpersoneel van de Westkust zelve. De Inlandsche bevolking begint belang te stellen in de theecultuur; enkele hoofden en landbouwers hebben al kleine tuintjes aangelegd. Van sommige zijden ontmoet de bevolkingstheecultuur, zooals die zich in de Preanger Regentschappen heeft ontwikkeld, ernstige bedenking. Men vreest, dat men ten slotte een verworden product zou krijgen.


Oliepalmen.

De steeds stijgende behoefte op de wereld aan oliën en vetten deed op de Oostkust ook de cultuur van de Elaeis Guinensis, de Afrikaansche oliepalm, ingang vinden, meestal weer met tusschenplanting van Robusta of Liberia. Uit het vruchtvleesch wordt een oranjekleurig vet afgescheiden, dat eene belangrijke grondstof vormt voor de fabricage van zeep en stearine-kaarsen. Van het uitgeperste vruchtvleesch worden veevoederkoeken gemaakt. Voornamelijk Belgisch kapitaal is in de cultuur van dit gewas belegd. Einde 1914 hielden zich reeds 12 maatschappijen met 15 ondernemingen bezig met de aankweeking van deze palmen, die op vijfjarigen leeftijd gaan produceeren. Op genoemd tijdstip waren 8500 acres met oliepalmen beplant, voornamelijk op lage gronden in Asahan en Tamiang.