Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/351

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

281

komen, daar zij buitengewoon rijk zijn aan vluchtige koolwaterstoffen en teer.


Ontginning der Oembilin-kolen.

De eerste Gouvernements-kolenontginning, aangevangen in 1846 aan de Riam-rivier in Martapoera, in 1848 verlegd naar de Oranje Nassau-mijn bij Pengaron (Z. en O. afd. van Borneo) en tot 1884 voortgezet, was niet winstgevend en daardoor kwam men ook niet gauw tot de exploitatie der Oembilin-kolen. Deze werden in 1868 door De Greve ontdekt (zie slot §9) en in 1875 door den mijningenieur Dr. R.D.M. Verbeek geologisch onderzocht en in kaart gebracht. De Regeering toonde echter niet veel lust om tot ontginning over te gaan. Men wist, dat de kolen daar lagen, en vond, dat zij er goed lagen. Het transport leek te kostbaar. Eerst in 1887 werd besloten tot den spoorwegaanleg van de kolenvelden naar de Brandewijnsbaai, herdoopt tot Koninginnebaai, waar de Emmahaven werd aangelegd op 4 K.M. van Padang. Deze spooraanleg vormde een onverbreekbaar geheel met de kolenontginning en tot den huidigen dag staan de dienst der kolenontginning en die der Sumatra-Staatsspoor onder ééne directie.

In 1892 begon de eigenlijke steenkolen-exploitatie. Jaren lang gaf deze, van commercieel standpunt bezien, geene of slechts eene kleine winst. Gaandeweg werd dit evenwel beter; de productie neemt vrij snel toe. Sedert 1912 werd de boekhouding geheel op commercieele basis opgezet; alle uitgaven worden daarin opgenomen, o. a. ook die voor pensioenen van het personeel, en zoo bleek in de laatste jaren de winst rond 10% van het kapitaal te bedragen. Over 1913 bedroeg de netto winst 3¾ ton.


Productie.

In 1914 bedroeg de productie 443 165 ton, ter waarde van 4 millioen gulden; in 1915 was de opbrengst 453 177 ton. Per dag werd gemiddeld meer dan 1 200 ton met den spoorweg afgevoerd, hoewel deze eigenlijk maar op een afvoer van 1000 ton daags is berekend. Het kolenveld is ± 6000 H.A. groot. De afbouw werd begonnen met het Soengai Doerian-veld, dat volgens Verbeek 93 millioen ton kolen bevat, terwijl de inhoud van het geheele bekken op