Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/356

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

284

Salida-mijnen.

Op geringen afstand ten N. van Painan (Sumatra's Westkust) ligt Tambang (= mijn) Salida, waar de O.-I. Compagnie in 1670 het sinds lang bekende goudhoudende gesteente begon te exploiteeren. Nederlanders, die verstand hadden van andere delfstoffen dan turf en klei. waren er toen niet en zoo geschiedde de ontginning door Duitsche werkkrachten. Het was ééne lange lijdensgeschiedenis, voornamelijk wegens de groote sterfte onder het personeel. Van 1696 tot 1732 werd de exploitatie onderbroken en in L737 voor goed gestaakt. In den nieuwsten tijd werd de ontginning opgevat door de maatschappij Tambang Salida; deze deed de concessie over aan de Mijnbouumaatschappij Salida in 1909. De concessie is 1000 H.A. groot, de cijns is de normale: 4% der bruto-opbrengst.


Begin der moderne goud-exploitatie.

In de jaren na 1890 heerschte in Indië een ware goudkoorts; op de ongeloofelijkste plekken werden concessies aangevraagd, zoodat van Sumatra en Celebes bijna geen stukje vrij bleef. Personen, die nooit gouderts hadden gezien, werden specialiteiten in goudmijnbouw; Australische „golddiggers" werden autoriteit in alles, wat ligging en vooruitzichten van „goudvelden" betrof. Voorloopig werd alleen goud gevonden in de zakken der aandeelhouders en getransporteerd naar de zakken van anderen, doch uit dien windhandel is ten slotte toch eene reëele goudmijnexploitatie ontstaan.


N. V. Aequator.

In de gebergten aan beide zijden van de lengtedalen van Soempoer en Batang Gadis, en ook wel Zuidelijker, komt op veel plaatsen goud voor en ijverig wordt daar gezocht en onderzocht naar de mogelijke winstgevendheid van eventueele ontginning.

In geheele ontginning is sedert 1913 de mijn van de N.V. Aequator (waarvan de naam aan de ligging onder den evenaar herinnert); deze maatschappij heeft eene overeenkomst aangegaan, eene samenBmelting eigenlijk, met het West-Sumatra Mijnen Syndicaat (in likwidatie), ter overneming van de concessies van deze. Aequator blijkt voorloopig in hoofdzaak een zilvermijn te zijn; de opbrengst over 1915 was 212,3 K.G. goud en 28.058,8 K.G. zilver, ter waarde van f 1 292 840.