Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/384

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

308

spoorweg, heeft de Regeering autodiensten ingesteld voor het vervoer van post, reizigers, goederen en geld. Die autodiensten hebben voor het verkeer belang, dooh voor het vervoer van landbouwproducten zijn zij slechts van geringe beteekenis. In 1907 werd deze dienst geopend in Palembang en in 1912 uitgebreid tot Bengkoelen; in 1914 werd een dienst ingesteld op Sumatra's Westkust.

Van Moeara Enim, aansluitend aan den hekwielerdienst, rijden de auto's in vaste diensten naar Moeara Doea en over Lahat naar Moeara Bliti en naar Pagar Alam; van Bengkoelen naar Moeara Aman; van Bengkoelen uit rijden ook vrachtauto's over Tjoeroep en Moeara Bliti naar Moeara Klingi, aansluitend op de Moesi-hekwielers, en naar Ketahoen.

Op Sumatra's Westkust begon een dienst van Fort de Kock naar Loeboek Sikaping, thans doorgetrokken tot Sibolga, aldus Raŏ en Mandailing verlossend uit hun isolement, terwijl ook diensten naar Fort van der Capellen en van Solok naar Moeara Laboeh zullen worden ingesteld. Bij suppletoire begrooting voor 1916 zijn de gelden aangevraagd voor een dienst Sibolga—Taroetoeng—Baligē.

Hier en daar verrichten Waterstaats-auto's transportdiensten, of bestaan particuliere autodiensten.


Karren- en prauwenverkeer.

Voorshands blijven de prauwen op de bevaarbare rivieren, en de pedati's, door karbouwen, soms door koeien, zelden door paarden ken vrachtkarren, op de wegen nog zeer belangrijke ontwikkelingsfactoren. De stoffeering der rivieren zijn de prauwen; die dor wegen de vrachtdragers, de pedati's en de karretjes. De drie laatsten vertegenwoordigen ook drie economische ontwikkelingstrappen. Waar nog slechts paden zijn, heerschen de vrachtdragers; de vrachten worden op het hoofd, op den rug, aan den pikoelstok of door twee man aan den stok gedragen.

Zijn er breedere wegen, dan verschijnen ook de pedati's in lange rijen; zijn de wegen verhard, dan komen er spoedig rijtuigen. „Kan men er al een karretje krijgen?" is eene kenmerkende vraag naar de ontwikkeling eener streek.