Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/387

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
 

X. ONZE VESTIGING OP SUMATRA.

 

 

§ 48. Langzame uitbreiding van ons gezag tot 1824.

In de eerste twee en een kwart eeuw onzer koloniale geschiedenis leek het er niet naar, dat Sumatra voor ons ooit van belang zou worden. De Vereenigde Oost-Indische Compagnie heeft al heel weinig vreugde aan het groote eiland beleefd. Producten om in en uit te voeren waren er genoeg, maar de Sumatranen of hunne vorsten handelden liever zelf. Het bleek der Compagnie onmogelijk haar handelsmonopolie ook op Sumatra door te voeren. Daarbij vond zij dikwijls de Engelschen in haar vaarwater, ja tot in 1871 toe zijn de Nederlanders in hunne heerschappij over Sumatra door deze natie meermalen gedwarsboomd.


De wijze der uitbreiding van ons gezag was ongelijk in de verschillende deelen.

De ontwikkeling van onze macht op Sumatra geschiedde aan de Noord- en Oostkust langs andere banen dan aan de Westkust en diep in het binnenland. Dit verschil hangt samen met de natuurlijke gesteldheid van het eiland. Aan de Oostkust met hare groote, ver landwaarts in bevaarbare rivieren konden zich Inlandsche rijken ontwikkelen. Elk stroomgebied vormde daar eene politieke eenheid, waarvan de grenzen naar het binnenland reikten tot zoover de hoofdstroom en zijne bijrivieren goed bevaarbaar waren. Verder het binnenland in werd de macht der kustvorsten meer en meer schemerachtig en bestond deze ten slotte alleen in naam.

Elk dier rijken heeft zijn eigen geschiedenis van opkomst, bloei en ondergang; van onderlingen naijver en strijd; van successieoorlogjes; van contracten met de blanke handelaren, gesloten en geschonden al naar het oogenblikkelijke belang dit meebracht.