Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/389

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

313

Sultan van Banten hier in de rechten van Mådjåpahit. In het midden der 16de eeuw kwam een nieuw vorstenhuis op den troon van Palembang. De verhouding met den Bantenschen leenheer was slecht en al spoedig maakten de beide rijken zich onafhankelijk.

De vorsten van Palembang en Djambi waren het echte type van de Maleische kustvorsten. Bij uitnemendheid verstonden zij de kunst de bewoners der binnenlanden te exploiteeren door her heffen van uitvoerrechten en door gedwongen winkelnering. Eenmaal, later meermalen 's jaars, moesten de binnenlanders eenige levensbehoeften tegen zeer hooge prijzen of tegen zeer laag getaxeerde producten in natura van den Sultan koopen.

De volkshoofden in Bengkoelen heetten eveneens ondergeschikt aan den Bantenschen Sultan, doch ook hier oefende deze geen werkelijke macht uit.

Anders was het gesteld in de Lampoengsche districten. Deze vormden eene werkelijke onderhoorigheid van Banten en behoorden als zoodanig tot de invloedssfeer der Compagnie. Dit handelslichaam bezat fortjes te Menggala en te Semangka en had contracten gesloten voor de levering van peper. Door eene overeenkomst met den Sultan van Banten kreeg de Compagnie de Lampoengs van dit rijk in leen (1752), doch zij liet er zich nu evenmin gelden als tevoren. Dit bleef zelfs zoo, toen Daendels in 1808 zijne overwinnende expeditie tegen Banten voerde, tengevolge waarvan dit rijk de Lampoengs moest afstaan aan de Regeering en daarmede de Javaansche overheersching op Zuid-Sumatra voorgoed een einde nam.


§ 50. Het Atjehsche rijk en Noord-Sumatra.

Reeds kort na het ontstaan van het Atjehsche rijk (zie p. 129) vinden wij berichten omtrent heerschappij van Atjeh in staatjes op de Oostkust. In het midden der 16 Ju eeuw kwamen de rijken van Aroe (Langkat) en Gasip (Siak) onder Atjehsch opperbestuur. Siak ging echter spoedig voor Atjeh verloren; op het einde der 16de eeuw kwam Siak onder het Minangkabausche rijk, dat het landschap weer in leen afstond aan Djohor. (Zie de volgende §).

Deli maakte zich in 1669 los van Atjeh en kwam eerst in