Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/405

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

329

Deze laatste garantie nu heeft ons heel wat hindernis veroorzaakt, omdat zij niet was te handhaven en omdat Engeland haar later wel eens willekeurig uitlegde.


Inbezitneming van Bengkoelen.

Wij bezaten nu Bengkoelen, waar in April 1825 ons bestuur aanving. De pepercultuur was zoo goed als verloopen. Eene regeling omtrent Gouvernementsopkoop van peper werd nog in dat jaar uitgevaardigd, zóó ontworpen, dat ook de hoofden geldelijk belang kregen bij grootere productie. De opbrengst nam daardoor langzamerhand toe, doch ging na het midden der vorige eeuw weer achteruit. In 1833 werd ook de verplichte Gouvernements-koffiecultuur ingevoerd, doch deze heeft alleen in Kroë eenige beteekenis gekregen. In 1870 werden beide verplichte cultures afgeschaft en door een hoofdgeld vervangen. De invoering daarvan gaf tot eenige onlusten aanleiding.

In 1878 werd Bengkoelen tot eene residentie verheven.

Vroeger heeft de bevolking meermalen uiting gegeven aan eene onvriendelijke stemming jegens de Europeanen. In 1805 werd de Engelsche resident Parr vermoord; in 1833 de assistent-resident Knoerle, in 1873 trof den assistent-resident Van Amstel en den controleur Carstens dit lot.


Moeielijkheden op de Oostkust.

Onze regeering onthield zich na het sluiten van het Londensche tractaat van alle bemoeienis met de Oostkust. Toen in 1839 de val van Daloe-Daloe het naspel van den Padri-oorlog had afgesloten, rukten onze troepen voort naar de Oostkust en werd een kleine militaire post opgericht te Laboehan Bilik, bij de samenvloeiingvan Panai en Bila, benevens eene bestuursvestiging te Portibi in Padang Lawas. Engeland meende hierin eene schending te zien van het Londensch tractaat, en maakte ook bezwaren tegen ons contract van 1838 met Indragiri, met het gevolg dat wij Laboehan Bilik, Portibi en Indragiri in 1841 verlieten.

Het landschap Deli, dat zich in 1669 had losgemaakt van Atjeh, was in 1780 een leen van Siak geworden, doch in 1854 kon de Atjehsche Sultan zich weer ongestraft tot leenheer van Deli opwerpen. In Siak heerschten oneenigheden tusschen Sultan Ismaïl