Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/410

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

332

Zoo kwam dan in 1871 het z.g.n. Sumatra-tractaat tot stand, waarbij Nederland de vrije hand kreeg op geheel Sumatra. De regeering wilde niet dadelijk gebiedsuitbreiding en ging zelfs niet in op verzoeken van enkele Atjehsche onderhoorigheden om onder onze souvereiniteit te komen. De Sultan maakte echter spoedig zelf eene voortzetting van verdere onthouding ondoenlijk.


§ 55. De Atjeh-oorlog.

In onze koloniale geschiedenis neemt de Atjeh-oorlog eene geheel bijzondere plaats in door hare hevigheid, haar langen duur, haar invloed op de volksverbeelding, haar vele offers aan menschenlevens, aan geld en reputatie's en door haar karakter als godsdienstoorlog.

Gezien in het licht der thans bekende feiten valt het op, dat de groote ramp, die deze oorlog was voor de geregelde ontwikkeling onzer koloniën, in de eerste plaats was te wijten aan onkunde. De herhaalde wisseling van stelsel is wel eens genoemd als de hoofdoorzaak van den langen duur des oorlogs, doch ook deze vond weer haar grond in onwetendheid omtrent de gesteldheid van het land en den aard, de geschiedenis, het staatkundig, godsdienstig en maatschappelijk leven der bevolking.


Perioden van den oorlog.

De groote hoeveelheid feiten uit dezen oorlog overziende, zou men zijne geschiedenis kunnen indeelen in zes tijdperken. Het eerste tijdvak, dat van 1873 tot 1878, kenmerkt zich door de verovering der hoofdplaats en de vestiging van eenige posten daarbuiten; het tweede, tot 1881, is de tijd van aanvallend optreden onder Van der Heyden; het derde, tot 1884, die van schijnvrede en struisvogelpolitiek. Daarop volgt de periode der geconcentreerde linie van 1884 tot 1893; dan de tijd van een vernieuwd offensief, waarbij de geconcentreerde linie dienst doet als steunpunt voor vooruitgeschoven, tijdelijk bezette posten, tot 1898; terwijl na dat jaar, met gebruikmaking van duur gekochte ervaring en naarstig verzamelde kennis van land en volk, het laatste tijdvak begint, dat van rustelooze vervolging des vijands tot in de diepste schuilhoeken des lands.