Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/411

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

333

Van 1873— '78.

In het begin van 1873 vernam de Regeering, dat Atjehsche afgezanten zich gewend hadden tot de consuls van Italië en Amerika te Singapoera met het verzoek om hulp tegen het Nederlandsche Gouvernement. Onze Regeering zond daarop den vice-president van den Raad van Indië Nieuwenhuizen naar Atjeh, vergezeld van een leger onder den generaal-majoor Köhler en een vloot onder den kapitein ter zee Koopman.

De Sultan antwoordde weigerend op het aangeboden ultimatum, verwierp onze suzereiniteit en bereidde zich ten oorlog.

Einde Maart 1873 verklaarde onze Regeering Atjeh den oorlog. Op 6 April mislukte eene landing; op 8 April landde de geheele macht; op 11 April rukte deze op naar de Dalam en veroverde de groote mesegit, welke zij echter weer moest verlaten. Op 14 April werd de mesegit hernomen, waarbij Köhler sneuvelde; twee dagen later werden de vermeende voorwerken van den kraton aangevallen; onze troepen werden met zware verliezen teruggeslagen en gedwongen naar het strand terug te keeren. Daar men meende niet zeker te zijn van de verbinding van de reede met den wal wegens het seizoen, werd voorshands van verdere actie afgezien en scheepte de expeditie zich op 25 April weer in. De kust werd geblokkeerd.

Atjehsche hoofden vormden een raad van Achten te Poelau Pinang en trachtten hulp te verkrijgen van den Sultan van Turkije.

De 2de Expeditie onder den luitenant-generaal Van Swieten kwam in December van 1873 voor Atjeh. Het voorstel aan den Sultan, om een tractaat te sluiten, bereikte dezen niet eens; de overbrenger, Van Swieten's Javaansche dienaar Mas Soemå Widigdjå, werd vermoord.

Hoewel de cholera hevig woedde onder onze troepen, werd de expeditie doorgezet en op 24 Januari 1874 viel de Dalam na zware verliezen in onze handen. Groot- Atjeh werd tot Gouvernementsgebied verklaard; de Dalam werd versterkt en voortaan Koeta Radja geheeten. De jonge Sultan was aan cholera overleden; enkele hoofden sloten zich bij ons aan en zoo leek het een poosje, of de verovering van Atjeh hetzelfde verloop zou hebben als eene gewone expeditie tegen een ander Sultanaat. De meeste zorg baarden voorhands de vele verliezen door ziekten onder de troepen.