Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/412

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

334

De Gouverneur-Generaal Van Lansberge besloot in 1877 tot het voeren eener verzoeningspolitiek en tol de onderwerping der onderhoorigheden, die zich nog mochten willen verzetten. Zoo werd Samalanga getuchtigd door den kolonel K. van der Heyden, die bij die gelegenheid een oog verloor.

Als een monument van de naïeve onwetendheid dier dagen staat te Koeta Radja nog de groote mesegit, op last van de Regeering door den Waterstaat gebouwd, in de meening, dat door deze daad het Atjehsche volk als geheel met zijne diverse leiders zich te eer zouden aansluiten bij de Nederlandsche Regeering.


Tijd van Van der Heyden, 1878–'81.

De zaken gingen al slechter en slechter en de Regeering besloot tot krachtige maatregelen over te gaan. Van der Heyden werd Gouverneur en Militair bevelhebber van Atjeh en maakte vele veroveringen: in 1879- werd Indrapoeri bezet en Glé Jeuëng, de zetel van Panglima Polèm in de XXII Moekims, getuchtigd. De vijandelijke hoofden werden zoo in de engte gedreven, dat zij met den Pretendent-Sultan, door hen tot Sultan uitgeroepen, moesten wijken naar Keumala in Boven-Pidië. Habib Abdoerrahman, een fortuinzoeker, door den oorlog tot hoofd der Moslimsen e partij opgeklommen, en Teukoe Moeda Ba'ét, een invloedrijk Atjehsch hoofd, hadden reeds in October 1878 hunne onderwerping aangeboden. De laatste evenwel werd gewantrouwd, gevangen genomen en verbannen. De havens van weerspannige landschappen in de Onderhoorigbeden werden voor in- en uitvoer gesloten om deze tot onderwerping te nopen. Op aandringen van handelaren uit Poelau Pinang werd deze maatregel daarna echter weer ingeperkt.

Deze sluiting van havens was tevoren, en werd ook later, herhaaldelijk toegepast en kon meermalen als inzet bij onderhandelingen over onderwerping dienen.


Valsche schijn van vrede, 1881–'84.

Nadat Van der Heyden in Groot Atjeh succes had bereikt, sloot de Regeering de oogen voor het gevaar, dat van den PretendentSultan en zijn aanhang te Keumala, van de overige binnenlanden, en van een dool dor Onderhoorigheden, nog dreigde. De oorlog werd officieel geëindigd verklaard en het Militaire gezag gescheiden