Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/68

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

38

koeng—Pekan Baroe zal 163 K.M. lang worden en 18 ton kosten.

De Mahat is de voornaamste rechterzijrivier van de Kampar-kanan en van genoemde pangkalan af voor vrij groote prauwen te bevaren. Hindernissen in de rivier in den vorm van rotsen zijn door springmiddelen opgeruimd. Van de pangkalan vaart men dus de Mahat en de Kampar-kanan af, voorbij Bangkinang tot Tratak Boeloeh (beteekenis: gehucht van bamboe). Verder wordt de Kampar, vol ondiepten en lastig in en uit te varen door de hooge vloedgolf, de „bena" aan de monding, niet gevolgd, maar men gaat over naar de diepe, rustige, gemakkelijk binnen te varen Siak-rivier, waarvan de monding in de Brouwerstraat zoo beschut ligt voor lastige stroomingen. Bengkalis, aan diep vaarwater liggend, kan als mondingsstad der Siak-rivier gelden. Te Tratak Boeloeh begint sedert 1886 een landweg, voor pedati's en rijtuigen geschikt, 12 paal lang, naar Pekan Baroe (Nieuwe markt), aan de Siak-rivier, eindpunt van een stoombootdienst der Paketvaart. Deze weg wordt dus nu een deel van het Midden-Sumatranet. Pekan Baroe is een levendig plaatsje geworden. Als later de auto van Pajǒkoemboeh naar Pekan Baroe snort (of wellicht zelfs de spoortrein) ligt Fort de Kock dicht genoeg bij Singapoera, om voor de bewoners der laatste stad een herstellingsoord te worden.


Ruïnen van Moeara Takoes.

De Kampar-kanan ontspringt op het hooge scheidingsgebergte langs het nauwe dal van Loeboek Sikaping, loopt door de XII (doea belas) Kota Kampar, o. a. voorbij Moeara Takoes, waar de volstrekte rimba-eenzaamheid niet zou doen vermoeden, dat eenmaal hier eene Boeddhistische vestiging lag. Niet dat hier eene werkelijke kolonisatie van Voor-Indische of Javaansche Boeddhisten te bewijzen is (deze kwamen vermoedelijk hier als zendelingen en propagandisten), maar het valt toch wel aan te nemen, dat zij zich in eene bewoonde streek neerzetten. De ruïnen van eene Boeddhistische stoepa met toebehooren zullen weldra door den plantengroei overweldigd en afgebrokkeld zijn, als er niet spoedig naar wordt omgezien.

De Kampar-kanan is al spoedig bevaarbaar en breed en stroomt