Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/85

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

55

en concentratie's van bevolking. De eerste is de reeds genoemde vallei van Si Lindoeng, middelpunten Taroetoeng en Si Poholon; de tweede de streek van Pangaloan en Si Gompoelon, bekend staande onder den naam Pahaē; de derde kom is die van Si Mangoemban, de aansluiting met Si Pirok en de rivier Aēk Poeli.

Daarna dringt de Toroe door het gebergte in Z. en W. richting, wordt bij Batang Toroe middels een flinke brug gesneden door den grooten weg Padang Sidimpoean-Sibolga, en bereikt door eene onbewoonde, moerassige kustvlakte de zee.

De streek om Batang Toroe is in opkomst door de omgelegen rubber-ondernemingen en het plaatsje profiteert er van.

De afd. Sibolga en Batang Toroe heeft als Oost- en Zuidgrenzen de Batang Toroe. Het bergachtige binnenland bestaat in hoofdzaak uit graniet, is dun bevolkt en levert alleen vrij wat boschproducten. De bevolking is nog Bataksch, doch ter hoofdplaats sterk met Maleiers vermengd.

De hoogvlakte van Toba is droog, boomloos en soms guur, bedekt met korte alang-alang en andere grassen.

De diepe erosie-dalen zijn ook hier de sawah-terreinen. Het aantal bevloeide rijstvelden op het niveau der vlakte zelve neemt echter snel toe. De Toba's zijn echte sawah-ontginners en rijstbouwers.


Economische toestand.

Deze afgelegen streek voorziet wel in hare eerste levensbehoeften en de bevolking lijdt alzoo zelden bepaalde armoede. Er zijn veel sawah's, doch grootendeels nog „sawah langit", afhankelijk van den regenval.

Als exportproduct komt alleen de koffie in aanmerking.

In de W. bergstreken brengt het zoeken van boschproducten vrij veel geld in het land. Nu de wilde getah bijna niet meer te vinden is, gaat men over tot opzettelijken aanplant der boomen.

De veestapel—paarden, buffels, runderen—is rijk, maar eigenlijke veeteelt en handel ontbreken.

Over het geheel wonen de menschen in zéér kleine vestigingen samen; van dorpen kan men haast niet spreken. Alles hokt samen in de vlakke dalkommen en op de gunstige gedeelten der hoogvlakte; ontginning der bergterreinen blijft achterwege. De hoogvlakte