Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/90

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

60

zijn optreden vijandelijkheden in Toba plaats; in 1878 en 1883 eene expeditie tegen hem persoonlijk; in 1887 en 1889 moesten wederom tochten in de streken om het Tobameer plaats hebben. In 1897 werd het aluminium-motorbootje op het meer in dienst gesteld, waardoor de geheele inlijving een groote stap nader kwam. In het groote inlijvingstijdperk (1904—1908) werden ook Oeloean (de Z.O. oever) in 1905 en Samosir in 1906 onder direct bestuur gebracht; de laatste priester- vorst moest de wijk nemen naar Dairi, waar hij op 17 Juni 1907 sneuvelde.

De zendelingen arbeiden reeds sedert 1890 op Samosir (thans 3) en hebben een belangrijk centrum van werkzaamheden aan den Z. meeroever.


Si Singa Maharadja.

De reeds herhaaldelijk genoemde Singa Maharadja was voor de Bataks, ook voor de Mandailingers en Angkoleezen, een menschelijke feties; de kroon en de edelste van hun tallooze fetiesen. Allerlei wonderen worden van hem verhaald. Zijne moeder had hem zeven jaar onder het hart gedragen; hij had een zwarte, behaarde tong, waarvan de aanblik reeds doodelijk was; hij sprak dan ook met gesloten mond en gaf zijne bevelen schriftelijk. Hij kon soms zeven maanden zonder voedsel blijven of in slaap gedompeld liggen; de geesten voorzagen zoolang in zijne behoeften. Hij gebood over regen en zonneschijn; men richtte gebeden tot hem om den oogst te zegenen. Van alle kanten kwamen geloovigen naar Bakkara met offergaven om gunsten van zijne wondermacht te vragen.

Deze vorst-afgod der Bataks schijnt, wat zijne wereldlijke macht betreft, meer vorst-titulair te zijn geweest dan werkelijk heerscher, tenzij dan in Bakkara zelf. Het schijnt onder de Bataks te zijn gegaan als onder de republikeinsche Minangkabauers en Gajō's; van werkelijk vorstenbestuur is geen sprake geweest. Schijnvorsten waren aangesteld door vreemde, in naam overheerschende machten om het eenheidsbegrip te bewaren, om de aanraking te bewerkstelligen met den nominalen heerscher, om de betrekkingen te onderhouden met het buitenland.

Welke macht het is geweest, die Si Singa Maharadja heeft aangesteld, ligt in het duister. Men heeft gedacht aan Hindoesche vorsten, dichter bij de kust, die den Leeuw-Grootvorst als hun vertegen-