Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/94

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

64

en om de Karo-hoogvlakte en Timoer- of Si Baloengoen-Bataks. De Laoe Boeaja of Serdang-rivier is de grens tusschen beide stammen. De Timoer-Bataks zijn nog weinig beschaafd en stonden wat kannibalisme betreft op één lijn met de Pak-Pak's. De Karo's zijn in historische tijden nooit menscheneters geweest. De minder indolente Toba's trokken van uit het Zuiden en Westen Si Baloengoen binnen en van hen verwacht men de ontwikkeling der streek; zij ontginnen gronden en verdienen in het nieuwste gebied der groot-cultuur grof geld. Nochtans zijn er die meenen, dat ook de Timoer's wel zullen ontwaken.


Onze vestiging.

In 1865 had eene expeditie naar Asahan plaats met als gevolg vijandelijkheden met de Bataks der Bovenstreken, die duurden tot den dood van onzen hardnekkigsten vijand Radja Pa Nētēk in 1870. In 1865 kregen wij ook de eerste politieke aanraking met de Bataks van boven-Batoe Bara; in 1867 met de Karo's door controleur Cats de Raet, en daarna in 1870 door diens collega De Haan. In 1872 deden vele Karo's mee aan de onlusten in Deli; in 1887 werd een politiek bezoek gebracht aan Si Baloengoen en werd het landschap Raja getuchtigd; in 1889 werd het landschap Tano Djawa onder onzen invloed gebracht.

Van 1888 af werden onze bemoeienissen met de Doesoen intenser; een controleur voor Bataksche aangelegenheden werd aangesteld.

Bewesten de Asahan-rivier vindt men in de richting Z.O.-N.W. achtereenvolgens de landschapjes Tano Djawa, Siantar, Panē en Raja, elk met zijn hoofdplaats of „pematang", benevens Tandjoeng Kasau, dat ten N. van Tano Djawa ligt en welks radja reeds in 1888 had verzocht onder onze suprematie te komen. Naar Tandjoeng Kasau, Siantar en Tano Djawa werden in 1892 de controleurs van Dijk en Kroesen in commissie gezonden, doch deze commissie werd overvallen door lieden van den Noordelijken meeroever.

De drie landschapjes erkenden in naam ons oppergezag; in 1894 onderwierp Raja zich; in 1896 werden regelingen gemaakt voor de Si Baloengoensche landschappen, terwijl in 1905 en 1906 alle nog onafhankelijke landschapjes officieel werden ingelijfd.

De Karolanden behoorden tot de landschappen van Langkat, Deli en